4
BLUETOOTH® INSTELLEN
4.1
INLEIDING
De rolstoelgebruiker kan met de Omni2 meerdere Bluetooth®-apparaten bedienen. Gebruikelijke toepassingen zijn onder
andere bediening van een computermuis, of een smart-apparaat zoals een mobiele telefoon of tablet.
Maximaal vier apparaten kunnen worden bediend. Twee daarvan kunnen Apple iOS apparaten zijn en twee kunnen Windows
of Android apparaten zijn.
OPMERKING (HP, IN)
Om Omni2 Bluetooth® te kunnen gebruiken, moet er een modus voor Omni2 Bluetooth® worden geconfigureerd. Dit wordt
doorgaans door de rolstoelfabrikant geprogrammeerd.
4.2
BLUETOOTH®-MENU
Het 'Bluetooth®'-menu wordt weergegeven wanneer in het instellingenmenu Bluetooth® wordt geselecteerd (zie hoofdstuk
3.6.4).
Kies een apparaat, en schakel het met een uitslag naar rechts van de SID in of uit, afhankelijk van welke apparaten gekoppeld
('gepaard') moeten worden.
Figuur 16 - Voorbeeld van het scherm van het 'Bluetooth®-menu'.
OPMERKING (HP, IN)
Via een computer waarop een R-net programmeertool is geïnstalleerd, kunnen namen van apparaten worden gewijzigd. Er
kunnen ook verschillende schermafbeeldingen worden geprogrammeerd – pc, tablet of telefoon. Het wordt geadviseerd dit
door een erkende gekwalificeerde technicus of dealer specifiek voor de gebruiker te laten aanpassen.
Voor de rest van dit hoofdstuk wordt er vanuit gegaan dat de apparaatnamen volgens het onderstaande scherm zijn ingesteld:
SK82614-01
Curtiss-Wright | PG Drives Technology
R-net Omni2 gebruikershandleiding | Bluetooth
®
instellen | 31