Oplossen van problemen
PROBLEEM
1.
Hoofdschakelaar open.
2.
Systeemschakelaar unit open.
3.
Circuitschakelaar staat op afpompen.
4.
Stromingsschakelaar verdamper niet dicht.
5.
Stroomonderbrekers open.
6.
Zekering doorgebrand of
stroomonderbrekers geactiveerd.
7.
Probleem met fase of spanning.
Compressor
werkt niet
8.
Overbelasting compressor geactiveerd.
9.
Defecte contactor (of contactorspoel) van
compressor.
10. Systeem stilgelegd door beveiligingen.
11. Geen koeling vereist.
12. Elektrisch probleem motor.
13. Losse bedrading.
Overbelastings-
1.
Onvoldoende spanning bij hoge belasting.
relais
compressor
2.
Losse voedingsbedrading.
geactiveerd of
stroom-
3.
Onevenwichtige spanning door probleem
onderbreker
met netstroom.
geactiveerd of
4.
Defecte bedrading of aardingsfout in de
zekeringen
motor.
gesprongen
5.
Hoge persdruk.
Compressor
1.
Intern probleem compressor.
maakt lawaai of
2.
Onvoldoende olie ingespoten.
trilt
Compressor
1.
Capaciteitsregeling defect.
comprimeert of
2.
Decompressiemechanisme defect.
decomprimeert
3.
Regelsolenoïden defect.
niet
MOGELIJKE OORZAKEN
MOGELIJKE OPLOSSINGEN
1.
Sluit de schakelaar.
2.
Controleer de status van de unit op het
bedieningspaneel. Sluit de schakelaar.
3.
Controleer de status van het circuit op het
bedieningspaneel. Sluit de schakelaar.
4.
Controleer de status van de unit op het
bedieningspaneel. Sluit de schakelaar.
5.
Sluit de stroomonderbrekers.
6.
Controleer elektrische circuits en motor-
wikkelingen op kortsluiting of aarding.
Controleer op eventuele overbelasting.
Controleer op losse of verroeste
aansluitingen.
Verhelp het probleem en reset stroom-
onderbrekers of vervang zekeringen.
7.
Controleer of fasen van de
voedingsbedrading van de unit juist zijn
aangesloten. Controleer spanning.
8.
Overbelastingen moet met de hand
worden gereset. Reset de
overbelastingsknop.
Wis het alarm op de microprocessor.
9.
Controleer de bedrading. Repareer of
vervang de contactor.
10. Bepaal het type en de oorzaak van het
stilleggen en verhelp het probleem
alvorens opnieuw op te starten.
11. Controleer de besturingsinstellingen.
Wacht tot de unit een koelvraag ontvangt.
12. Zie 6, 7, 8 hierboven.
13. Controleer spanning op vereiste punten in
circuits. Draai alle aansluitpunten van
voedingsbedrading vast.
1.
Controleer voedingsspanning op te grote
spanningsval.
2.
Controleer alle aansluitingen en draai ze
vast.
3.
Controleer voedingsspanning.
4.
Controleer motor en vervang indien defect.
5.
Zie oplossingen voor hoge persdruk.
1.
Neem contact op met DAIKIN.
2.
Neem contact op met DAIKIN.
1.
Zie hoofdstuk capaciteitsregeling.
2.
Vervang.
3.
Vervang.
D – 510 C – 07/02 E – NL pag. 49/52