12
www.aeg.com
7.
INSTALLATIE
7.1
Plaatsing
Zorg voor geschikte luchtventilatie rond-
om het apparaat, om oververhitting te
voorkomen. Volg de instructies om vol-
doende ventilatie te garanderen.
Installeer dit apparaat op een plaats waar
de omgevingstemperatuur overeenkomt
met de klimaatklasse die is aangegeven
op het typeplaatje van het apparaat:
D2
Totale benodigde afmetingen
D3
Totale afmetingen
H1 / H2 / H3
D1
Benodigde ruimte
W2
Klimaatklasse
SN
N
ST
T
W1
Benodigde
ruimte
Totale benodig-
de afmetingen
W3
Omgevings-
temperatuur
+10 °C tot +32 °C
+16 °C tot +32 °C
+16 °C tot +38 °C
+16 °C tot +43 °C
H1
Totale af-
W1
metingen
D1
H2
W2
D2
H3
W3
D3
455
596
566
455
596
571
455
596
1026