Inhoudsopgave
Advertenties
5.4 Kalibratie van de temperatuur
Om de nauwkeurigheid van de temperatuurregeling te garanderen, wordt op basis van de
temperatuurkalibratiefunctie aanbevolen om de temperatuur te kalibreren wanneer het
verwarmingsblok wordt vervangen.
Het instrument maakt gebruik van de temperatuurkalibratiemethode op basis van de drie
temperatuurwaarden 10 °C, 50 °C en 90 °C.
De lineaire kalibratie van de drie temperatuurwaarden zorgt voor de nauwkeurigheid van de
drie temperatuurwaarden van het systeem die een afwijking heeft van maximaal ±0,5 °C.
Op het moment van temperatuurkalibratie moet de omgevingstemperatuur 15 °C tot 25 °C
zijn.
Kalibratieprocedure
1. Spuit siliconenolie in het gat in het midden van het verwarmingsblok. Plaats de
thermometersonde in het met olie gevulde gat.
2. Zet het instrument aan. Druk gelijktijdig op de knoppen Prog en Temp om de
kalibratiemodus te activeren om alleen een zelfcontrole uit te voeren.
OPMERKING: Het instrument kan de kalibratiemodus niet activeren als de zelfcontrole is
voltooid.
Afbeelding 3. Kalibratie-interface
3. Draai aan de parameterknop om de beoogde temperatuur voor kalibratie in te stellen. Druk
op de parameterknop en bevestig de ingestelde waarden.
4. De werkelijke temperatuur bereikt de ingestelde temperatuur en blijft 20 tot 30 minuten
constant. Het kalibratiegebied op het lcd-scherm zal de bijbehorende temperatuur
weergeven. Noteer de meting die de thermometer aangeeft, draai aan de parameterknop
om de kalibratietemperatuur in te stellen op de werkelijke temperatuurwaarde van de
thermometer (het instelbereik van de kalibratietemperatuur is Set temp. ±5 °C) en druk op
dezelfde knop om de instellingen te bevestigen.
5. Om ervoor te zorgen dat de aanpassing van de kalibratietemperatuur correct is ingesteld,
drukt u op de knop waarna het instrument de tweede kalibratietemperatuur zal invoeren.
Herhaal stap 4. Na het voltooien van de derde temperatuurkalibratie verschijnt op het
scherm Calibration Success (Kalibratie voltooid) en schakelt het instrument automatisch
over naar de zelfcontrolemodus. Daarna is de kalibratie voltooid.
Als op het lcd-scherm de melding "Cali Failed (Kalibratie mislukt)" verschijnt, kan de
invoerwaarde van de kalibratie incorrect zijn. Start het instrument opnieuw en herhaal de
kalibratiestappen.
Ingestelde temperatuur
Werkelijke temperatuur
Kalibratietemperatuur
Knop voor het aanpassen van de parameters
Gebruiksaanwijzing
9
Advertenties
Inhoudsopgave
