Display
Functie
WERKTIJD (time-out):
het is wenselijk een waarde van 5÷10
seconden meer in te stellen dan de tijd die de
poort nodig heeft om van de eindschakelaar
bij sluiting naar de eindschakelaar bij opening
te komen, en omgekeerd.
Regelbaar van
stappen van een seconde.
Vervolgens verandert de weergave in
minuten
en
(gescheiden door een punt) en wordt de tijd
geregeld in stappen van 10 seconden, tot de
maximumwaarde van
Let op: de ingestelde waarde correspondeert
niet exact met de maximum werktijd van de
motor, aangezien deze gewijzigd wordt in relatie
tot de uitgevoerde vertragingsafstanden.
VERZOEK ASSISTENTIE (in combinatie met
de volgende functie):
als deze functie geactiveerd wordt, zal de
voorknipperfunctie aan het einde van het
aftellen (dat kan worden ingesteld met de
volgende functie "Programmering cycli") bij
elke Open-impuls (verzoek om ingreep)
gedurende 2 sec. (afgezien van hetgeen
eventueel al is ingesteld met de functie PF)
werken. Dit kan nuttig zijn voor het instellen van
geprogrammeerd onderhoud.
= Actief
= Uitgeschakeld
PROGRAMMERING CYCLI:
hiermee kan het aftellen van het aantal door
de installatie verrichte bedrijfscycli worden
ingesteld. Instelbaar (in duizenden) van
tot
duizend cycli.
De weergegeven waarde wordt bijgewerkt
naarmate de cycli plaatsvinden.
De functie kan worden benut om het gebruik
van de kaart na te gaan of om gebruik te
maken van de functie "Verzoek om assistentie".
STATUS POORT:
Verlaten van de programmering, opslag van
de gegevens en terugkeer naar de weergave
van de status van de poort (zie par. 5.1.).
Opmerking: de gewijzigde programmeringsparameters treden
onmiddellijk in werking, terwijl de definitieve opslag in het geheugen
pas plaatsvindt wanneer de programmering wordt afgesloten en
teruggekeerd wordt naar de weergave van de status van de
poort. Als de voeding naar de apparatuur wordt afgekoppeld
vóór terugkeer naar weergave van de status, gaan alle
aangebrachte wijzigingen verloren.
Om de default-instellingen van de programmering te herstellen
moet het klemmenbord J1 worden afgekoppeld, en moeten de
toetsen +, - en F gedurende 5 seconden tegelijkertijd worden
ingedrukt.
tot
seconden in
tienden
van
seconden
minuten.
6. INBEDRIJFSTELLING
Default
6.1. CONTROLE VAN DE INGANGEN
In de onderstaande tabel wordt de status van de leds
gegeven in relatie tot de status van de ingangen.
Let erop dat:
Controleer de status van de signaleringsleds aan de hand van
de tabel.
Werking statussignaleringsleds
LEDS
OP-A
OP-B
FC1
FC2
FW OP
FW CL
STOP
SAFE
ENC
Nota bene:
•De conditie van de leds als de poort gesloten en in ruststand
is, zijn vet gedrukt.
•Als er geen encodersensor is, blijft de led ENC altijd uit.
•Als de omgekeerde openingsrichting wordt gekozen (zie Par.
5.1), is ook de werking van de eindschakelaars omgekeerd. In
gesloten toestand is dus eindschakelaar FC1 ingeschakeld (Led
uit).
6.2. Installatie met aandrijvingen voor schuifpoorten
Nadat de aansluitingen tussen de apparatuur 578D en de
interfacekaart in de aandrijving zijn gemaakt en de
eindschakelaarplaatjes op de tandheugel gemonteerd zijn
(zie de instructies van de aandrijving), moeten de
openingsrichting en de juiste werking van de eindschakelaars
als volgt worden gecontroleerd:
•Voed de installatie.
•Selecteer de openingrichting (zie par. 5.1.). Als u naar de
poort kijkt vanaf de zijde waar de aandrijving is geïnstalleerd,
dient de standaard richting te worden geselecteerd als de
opening van links naar rechts moet plaatsvinden. Zo niet,
dan kiest u de omgekeerde richting.
•Stel de parameter EC in op 00 (zie Par. 5.2.).
•Als de veranderingen zijn aangebracht verlaat u de
programmering en keert u terug naar de weergave van de
ingangen. Koppel de installatie vervolgens af en weer aan.
•Ontgrendel de aandrijving en controleer of de
eindschakelaars goed functioneren door de poort met de
hand te verschuiven en de statusleds van de ingangen te
bekijken (zie par. 6.1.). Als u de poort bekijkt vanaf de zijde
waar de aandrijving geïnstalleerd is, moet de led FC1
uitgaan wanneer de stoppositie van de beweging van links
naar rechts wordt bereikt, en moet FC2 uitgaan als de
stoppositie van de beweging van rechts naar links wordt
bereikt (zie ook fig. 21).
•Vergrendel de aandrijving ongeveer halverwege zijn slag.
•Geef een commando OPEN A en controleer of de poort de
beweging in de openingsrichting uitvoert; als dat niet zo is,
moet de beweging worden geblokkeerd en moeten de
draden die zijn aangesloten op de klemmen MOT-1 en
MOT-2 worden verwisseld nadat de voeding naar de
installatie is afgekoppeld.
75
L
= contact gesloten
ED BRANDT
L
= contact open
ED UIT
BRANDT
commando geactiveerd
commando non-actief
commando geactiveerd
commando non-actief
eindschakelaar vrij
eindschakelaar ingeschakeld
eindschakelaar vrij
eindschakelaar ingeschakeld
veiligheden gedeactiveerd veiligheden geactiveerd
veiligheden gedeactiveerd veiligheden geactiveerd
commando non-actief
commando geactiveerd
veiligheden gedeactiveerd veiligheden geactiveerd
knippert als de motor draait
UIT