INFORMATIE
De master- en slave-controllers moeten van hetzelfde type
zijn.
INFORMATIE
Als een adapter voor digitale input BRP7A5* in het
systeem is geïnstalleerd, kan geen tweede controller
worden aangesloten en toegewezen. Wanneer u dan toch
een tweede controller zou aansluiten, gaat de adapter in
alarm.
INFORMATIE
Als een slave-controller niet binnen de 2 minuten na het
toewijzen het thuisscherm weergeeft, schakel dan de
spanning uit en controleer de bedrading.
INFORMATIE
Nadat u een controller opnieuw hebt toegewezen, moet de
spanning
van
het
systeem
ingeschakeld.
INFORMATIE
De volgende functies zijn niet beschikbaar voor slave-
controllers:
▪ Automatische bedrijfsstand
▪ Individuele uitblaasrichting
▪ Automatisch filter reinigen
▪ Setback-temperatuurinstelpunten
▪ Tochtpreventie
▪ Unitrotatie
12.2
Controller instellen als slave
Voorwaarde: Op de binnenunit is al een master-controller
aangesloten.
1 Sluit een tweede controller aan.
Gevolg: Deze wordt automatisch opgestart.
2 Wacht tot een storing U5 of U8 op het scherm verschijnt.
3 Wanneer de storing U5 of U8 verschijnt, houd
"2" op het scherm verschijnt.
Gevolg: De controller is nu ingesteld als slave.
INFORMATIE
Als de slave-controller niet binnen de twee minuten na het
toewijzen het thuisscherm weergeeft, schakel dan de
spanning uit en controleer de bedrading.
BRC1H519W+K+S
Afstandsbediening met kabel
4P513689-1A – 2018.03
worden
uit-
en
weer
ingedrukt tot
13
Werking
13.1
Knoppen
a
e
c
b
d
a
ON/OFF
▪ Wanneer de unit uit is, druk op de knop om het systeem in
te
schakelen.
De
ingeschakeld.
▪ Wanneer de unit aan is, druk op de knop om het systeem
uit te schakelen. De statusindicator (e) wordt ook
uitgeschakeld.
b
ENTER/ACTIVATE /SET
▪ Ga in het thuisscherm naar het hoofdmenu.
▪ Vanuit het hoofdscherm naar één van de submenu's gaan.
▪ In
het
respectievelijke
ventilatiestand activeren.
▪ Een instelling bevestigen in één van de submenu's.
c
CYCLE/ADJUST
▪ Naar links doorlopen.
▪ Een instelling veranderen (standaard: verlagen).
d
CYCLE/ADJUST
▪ Naar rechts doorlopen.
▪ Een instelling veranderen (standaard: verhogen).
INFORMATIE
De statusaanduiding is volgens de lokale instellingen. Zie
"14.1.3 Instellingen statusaanduiding" op pagina 15
meer informatie.
13.2
Scherm
Thuisscherm
Afhankelijk van de configuratie door de installateur, geeft de
controller een standaard of een gedetailleerd thuisscherm weer. In
de meeste gevallen worden op een standaard thuisscherm alleen de
actieve
bedrijfsstand,
eventuele
instelpunttemperatuur (bij koelen, verwarmen of automatische stand)
weergegeven. Het gedetailleerd thuisscherm geeft allerlei informatie
weer door middel van symbolen.
Standaard
a
b
c
a
Berichten
b
Actieve bedrijfsstand
c
Instelpunttemperatuur
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13 Werking
statusindicator
(e)
wordt
ook
submenu
een
bedrijfs-/
voor
berichten
en
Gedetailleerd
a
19
b
c
13
de