Metingen
1.
Bedek de elektrode met de elektrodekap. De spons in de kap moet bevochtigd (niet
doordrenkt) zijn met gedistilleerd water of met zuiver kraantjeswater.
2.
Druk op de AAN/UIT‐knop om de meter aan te zetten of uit te schakelen. Als de meter AAN
staat, wordt het scherm ingeschakeld en begint de zelfkalibrering (zie hieronder).
3.
Wacht 10 minuten tot 2 uur om de sensor de kans te geven te polariseren (onderdruk de
automatische uitschakeling). De meting moet ongeveer 101,7% (verzadiging) bedragen
nadat de elektrode volledig gepolariseerd is. Het percentage (%) verzadiging is een van de
drie meeteenheden van de meter. Als de meter niet in deze display‐modus staat, de
MODE/HOLD‐toets indrukken tot % op de LCD verschijnt. De knop loslaten. De elektrode is
volledig gepolariseerd als de aflezing stabiel is en blijft staan. Als de eenheid geen 101,7 %
geeft, is het nodig om opnieuw te kalibreren.
4.
Kies de gewenste meeteenheden door de MODE/HOLD‐toets ingedrukt te houden tot de
gewenste eenheden op de display verschijnen. Verwijder de elektrodekap en plaats de
elektrode in het te meten staal. Roer de elektrode in het staal om eventuele gevangen
luchtbellen van het membraanoppervlak te doen verdwijnen. De elektrode niet zo ver
onderdompelen dat de te testen vloeistof tot aan de elektrodekraag van de meter komt.
5.
Laat de meter de uiteindelijke meetwaarde vaststellen.
Opmerking: Hoe groter het temperatuurverschil tussen de elektrode en de oplossing, hoe
langer het zal duren voor de meting stabiliseert. De stabilisatietijd kan variëren van tien
(30) seconden tot vijf (5) minuten.
4
DO600-nl-NL_V7.3 7/15