Airconditioningsysteem (AC)
instelbaar temperatuurbereik 16 – 31 °C (stappen van 1 °C)
b = COOL
– airconditioningsysteem is ingeschakeld
c = AUTO
– airconditioningsysteem is ingesteld op
automatisch
d = HOT
– airconditioningsysteem staat op verwarmen
e = VENT
– airconditioningsysteem staat op ventileren
Snelle temperatuurverandering via de draai-/drukknop (in
het stand-bybeeldscherm) mogelijk.
Automatische klimaatregeling (AUTO)
Instelbaar temperatuurbereik 18 – 25 °C (stappen van 1 °C)
Automatische omschakeling tussen verwarming en airconditi-
oning voor een zoveel mogelijk gelijkblijvende temperatuur in
de binnenruimte.
f = AUTO
– automatische klimaatregeling is ingeschakeld
Voorwaarden voor het gebruik met automatische
klimaatregeling:
– De verwarming en het airconditioningsysteem moeten zijn
aangesloten.
– In het servicemenu (zie „Servicemenu" op pagina 13)
moet de automatische klimaatregeling „ACC" zijn
geactiveerd.
Warmwaterstand veranderen
Selecteer met de draai-/drukknop het symbool in
menuregel (3).
– Switch door even aantippen naar het instelniveau.
– Selecteer met de draai-/drukknop de gewenste stand.
– De draai-/drukknop even aantippen om de waarde te
bevestigen.
a
2
3
– = OFF
– de warmwaterbereiding is uitgeschakeld
a = boiler
– de warmwaterbereiding is ingeschakeld
1
b = eco
– de watertemperatuur is 40 °C
2
c = hot
– de warmwatertemperatuur is 60 °C
d = boost
– gerichte, snelle opwarming van de inhoud
1
van de boiler (voorrang boiler) gedurende een
tijdspanne van max. 40 minuten. Vervolgens
wordt de watertemperatuur gedurende twee
naverwarmingscycli op het hogere niveau
(ca. 62 °C) gehouden – niet Combi Diesel. Na
het bereiken van de watertemperatuur wordt
de binnenruimte verder verwarmd.
Zolang de gewenste watertemperatuur niet is bereikt, knippert
1
dit symbool.
De warmwatertemperatuur kan bij gecombineerde verwarming
2
van binnenruimte en warmwatervoorziening slechts gedurende
een beperkte tijd op 40 °C worden gehouden. Niet beschikbaar
bij de variant voor Australië.
b
c
d
7