Inhoudsopgave
Advertenties
Beschikbare talen
Beschikbare talen
d) Instellen van de overspanningsuitschakeling
Bij een eventueel technisch defect in het laboratorium-netapparaat kan het gebeuren dat aan de uitgangsbussen
(5) niet de vooraf ingestelde, maar de maximaal mogelijke gelijkspanning aanstaat.
Om in dit geval de aangesloten verbruiker tegen schade door overspanning te beschermen, beschikt het labora-
torium-netapparaat over een instelbare overspanningsuitschakeling.
Om de schakeldrempel voor de overspanningsuitschakeling in te stellen, gaat u als volgt tewerk:
• Druk op de toets voor de weergave van de huidig ingestelde overspannings-uitschakelwaarde
"SHOW VALUE" (13) en houd deze ingedrukt. Op het LC-display van de overeenkomstige uitgang wordt de
actuele overspannings-uitschakelwaarde weergegeven.
• Stel met de draairegelaar (9) voor de instelling van de overspannings-uitschakelwaarde "OVP ADJ." de ge-
wenste spanningswaarde, waarbij de uitgang moet worden uitgeschakeld, in. Als de draairegelaar naar rechts
in de richting van de wijzers van de klok wordt gedraaid, verhoogt de uitschakelspanning en wanneer de
regelaar naar links wordt gedraaid, verlaagt de spanningswaarde.
• Bij een intact laboratorium-netapparaat moet de indicator "OVER VOLTAGE" (10) uitdoven wanneer de
overspannings-uitschakelwaarde over de ingestelde uitgangsspanning ligt.
Van zodra de uitgangsspanning de ingestelde waarde voor de overspanningsuitschakeling overschrijdt, wordt de
overeenkomstige uitgang spanningsloos geschakeld en de indicator "OVER VOLTAGE" (10) licht op.
Schakel in dit geval het laboratorium-netapparaat onmiddellijk uit en sluit de aansluitleidingen van de verbruiker
af. Neem het laboratorium-netapparaat zonder verbruiker opnieuw in gebruik en test de correcte regeling van de
uitgangsspanning en controleer, of de waarde van de overspanningsuitschakeling boven de ingestelde uitgangs-
spanningswaarde ligt.
Als de indicator "OVER VOLTAGE" (10) onafhankelijk van de regelaarinstellingen niet meer uitdooft, is er
een technisch defect aan het laboratorium-netapparaat. In dit geval moet het laboratorium-netapparaat ter
controle en reparatie naar onze klantendienst worden opgestuurd.
e) Aansluiten van verbruikers
Controleer eerst of het totale vermogen van alle verbruikers samen het maximumvermogen van het laborato-
rium-netapparaat niet overschrijdt.
• Zorg ervoor dat de verbruikers altijd uitgeschakeld zijn, wanneer ze met het laboratorium-netapparaat worden
verbonden. Anders kunnen vonken ontstaan die zowel de uitgangsbussen als de verbindingskabels beschadi-
gen.
• Schakel het laboratorium-netapparaat in.
• Stel de gewenste bedrijfsspanning voor elke verbruiker aan het laboratorium-netapparaat in.
• Stel de stroombegrenzing op de gewenste waarde in.
• Verbind de plus-aansluiting (+) van de verbruiker met de rode (+) uitgangsbus van het laboratorium-net-
apparaat (5) en de min-aansluiting (-) van de verbruiker met de blauwe (-) uitgangsbus (5) van het laborato-
rium-netapparaat. Gebruik voldoende gedimensioneerde kabels met standaardstekkers of gebruik standaard
laboratoriumkabels.
• Aard de verbruiker aan de daarvoor voorziene aardingsaansluiting (14) van het laboratorium-netapparaat.
72
Advertenties
Hoofdstukken
Inhoudsopgave
