Probleem
Het toestel wordt aangedreven,
maar er is geen secundaire
positie.
Het toestel stabiliseert niet tussen
125 en 145 psi.
Geen accuspanning.
Zal de constructie voor het
aanbrengen van tape niet
aandrijven.
Zal de constructie voor het
aanbrengen van tape niet
aandrijven, toont dat spoel #1
en #2 open zijn.
Zal afstand niet tellen.
Laat de drager niet zakken.
Zal niet onder druk komen.
Herkent geen USB of laadt niet op. USB-kaart is niet aangesloten.
Zal geen systeemdruk tonen.
3A8230B
Oorzaak
Besturingskaart uitvoer #2 is
open.
Het ventiel van het lossysteem
is kapot.
Oplaadkaart is losgekoppeld.
Besturingskaart uitvoer #1 is
open.
Uitvoer #1 van de besturingskaart
is kortgesloten.
Uitvoer #2 van de besturingskaart
is kortgesloten.
Accu is losgekoppeld/zekering
is doorgebrand.
De afstandssensor is niet
aangesloten.
Mechanisch vergrendeling(en)
ingeschakeld.
Uitvoer #3 van de besturingskaart
is kortgesloten.
Besturingskaart uitvoer #3 is
open.
Knop voor tapedrager is niet
aangesloten.
Ontlastingsventiel op het
lossysteem is opengedraaid.
Luchtslang lekt.
Spoel lekt.
Cilinder lekt.
Losse luchtaansluiting(en).
Compressor uitgevallen/draait
niet.
Drukontlastingsventiel is open.
De drukmeter is kapot.
Probleemoplossing
Oplossing
Controleer op defecte aansluiting op het
moederbord en eventuele gebroken draden.
Vervang de spoel, waar nodig. Raadpleeg het
foutscherm van het toestel, zie Informatie,
pagina 38.
Vervang het ventiel van het lossysteem.
Controleer de aansluiting van de oplaadkaart.
Vervang, indien nodig, de oplaadkaart.
Controleer op defecte aansluiting(en).
Vervang de volledige spoelconstructie, waar
nodig. Raadpleeg het foutscherm van het toestel.
Zie Informatie, pagina 38 en oplossen van
problemen met de spoel (hierboven).
Controleer de zekering. Vervang als nodig. Als er
vermoedelijk problemen met de accu zijn, start het
toestel dan opnieuw op en probeer de constructie
voor het aanbrengen van tape met de TapeLazer
aan te drijven. Het toestel zal een slechte accu
detecteren.
Diagnose in de meetmodus. Controleer op defecte
verbindingen. Vervang de afstandssensor indien
nodig.
Maak de mechanische vergrendeling(en) los.
Controleer op defecte aansluiting. Vervang de
spoel, waar nodig. Raadpleeg het foutscherm van
het toestel. Zie Om te controleren of de spoelen
goed werken, pagina 49.
Controleer op defecte aansluiting. Vervang de
schakelaar, waar nodig.
Draai dit terug naar gesloten.
Zoek het lek en vervang de slang of draai de
aansluiting(en) vaster.
Controleer de luchtcilinders nogmaals om er zeker
van te zijn dat er geen inwendig lek is. Zie Interne
lekken luchtcilinder, pagina 50. Zo niet, vervang
dan het spoelverdeelstuk.
Vervang de cilinder.
Draai de aansluiting(en) vast.
Controleer of de compressor draait terwijl de motor
draait. Zo niet, vervang dan de compressor.
Sluit het ventiel.
Controleer op defecte aansluiting. Vervang zo
nodig de USB-kaart.
Vervang de meter.
45