Inhoudsopgave
Advertenties
Probleemoplossing
Probleem
Het toestel wordt niet geactiveerd
(de aanbrengroller gaat niet naar
beneden).
Tape rolt te snel van de rol.
Wordt aangedreven, maar er
wordt geen tape uitgerold.
De besturingskaart en het display
starten niet op (de rode led op
de besturingskaart knippert niet
terwijl de motor loopt).
Zal geen tape leggen.
Bedieningspaneel is leeg, licht
niet op.
De motorstopschakelaar stopt
de motor niet.
Geen reactie van de knop.
44
Oorzaak
Lijntype van tape niet
geselecteerd.
De drager staat in de
geheven positie.
Lage systeemdruk.
Mechanisch vastgelopen.
Spoelen beschadigd.
Taperol niet goed gespannen.
Te snel tapen.
Tape wordt niet ver genoeg
door de rollers gevoerd.
Inleggroef te diep.
Tape is gekruld voor de
geleidestangen.
Geen voeding naar de kaart.
Besturingskaart defect.
De kabelboom is defect.
De drager staat in de
geheven positie.
Lijntype van tape niet
geselecteerd.
Slechte verbinding tussen
het bedieningspaneel en
de besturingskaart.
De rode connector van de
motorleiding is losgekoppeld.
Toestel niet geaard.
Knop voor het aanbrengen
van tape niet aangesloten.
Oplossing
Selecteer „ononderbroken" (solid) of „skip"
lijntype, zie Werkingsmodi, pagina 23.
Verlaag de drager. Zie Constructieposities voor
aanbrengen van tape, pagina 24, voor informatie
over de posities van de drager.
Controleer op luchtlekken, zie Systeem houdt
geen druk vast/produceert geen druk,
pagina 49.
Controleer op blokkeringen in de constructie voor
het aanbrengen van tape.
Controleer de spoelen en vervang deze waar
nodig. Raadpleeg het foutscherm van het toestel.
Zie Informatie, pagina 38 en Werking
spoelverdeelstuk, pagina 46.
Druk de tapekraag (met rode spanring) in de
taperol voordat u de klem vastdraait.
Vertraag.
Zorg ervoor dat de tape de juiste afstand aflegt.
Zie Laden van tape, pagina 10.
Stel de rollers af zodat deze in de groef passen.
Zie Afstellen van roller, pagina 11.
Stel de geleidestangen naar achteren af, zie
Applicatoronderdelen drager, pagina 56.
Controleer met draaiende motor de spanning
op de rode en rood/witte draden van de
besturingskaart. Zie Bedradingsschema,
pagina 64. Als er spanning aanwezig is,
vervang dan de kaart. Als er geen spanning is,
controleer dan of er spanning staat op de grijze
motorleidingen waar de rode en wit/rode draden
worden aangesloten. Als er daar geen spanning
is, raadpleeg de gebruikershandleiding van de
Honda-motor. Als daar wel spanning is, vervang
dan de kabelboom.
Maak de borgpennen van de drager los en draai
de drager omlaag. Zie Constructieposities voor
aanbrengen van tape, pagina 24, voor informatie
over de posities van de drager.
Kies een ononderbroken of onderbroken lijn.
Zie Werkingsmodi, pagina 23.
Controleer op losse of defecte verbindingen
tussen de besturingskaart en het
bedieningspaneel.
Vervang het bedieningspaneel.
Controleer of de zwarte motordraad goed is
aangesloten, zie Bedradingsschema, pagina 64.
Controleer of de aarding van de motor naar
het frame correct is, zie Bedradingsschema,
pagina 64.
Controleer op defecte aansluiting. Vervang de
knop, waar nodig.
3A8230B
Advertenties
Inhoudsopgave
