Standaard en optioneel gereedschap
Waterbijvulsysteem
Elektrolytcirculatie*
Wi-iQ
®
Niveausensor
■
Standaard
+ Optie
* Optioneel voor accu's onder 12 kWh
Waterbijvulsysteem
1. Toepassing
Het
waterbijvulsysteem
elektrolytniveaus automatisch op peil te houden.
De laadgassen ontsnappen door de ventilatieopening op elke cel.
NIET BIJVULLEN MET WATER TIJDENS DE EERSTE 10 CYCLI.
2. Werking
Een klep en vlotter bewaken samen het bijvulproces en behouden het
juiste waterniveau in elke cel.
De klep laat water in elke cel stromen en de vlotter sluit de klep
wanneer het juiste waterniveau is bereikt.
Neem de onderstaande instructies in acht voor een storingsvrije
werking van het waterbijvulsysteem:
2.1 Handmatige of automatische aansluiting
De accu moet kort voor het voltooien van een volledige lading
worden bijgevuld, aangezien de accu op dat moment een
bepaalde bedrijfstoestand heeft bereikt, wat zorgt voor een
voldoende elektrolytvermenging. Het vullen vindt plaats wanneer
de connector (7) van de tank wordt aangesloten op de koppeling (6)
van de accu.
2.1.1
Bij een handmatige aansluiting moet de accu slechts
eenmaal per week worden aangesloten op het vulsysteem.
2.1.2
Bij een automatische aansluiting (met een magneetklep
bestuurd door het laadapparaat) kiest de hoofdschakelaar
van de lader het juiste moment voor het vullen.
Opgelet: in dit geval raden wij aan om ten minste eenmall
per week met water bij te vullen, om voor een correct
■
■
■
+
wordt
gebruikt
om
de
elektrolytniveau te zorgen.
2.1.3
In geval van meerdere ploegendiensten of bij warme
omgevingstemperaturen kan het nodig zijn om vaker bij te
vullen.
2.2 Vultijd
De vultijd is afhankelijk van de bezettingsgraad en de bijbehorende
accutemperatuur. Over het algemeen duurt het bijvullen enkele
minuten. Dit kan verschillen volgens het type accu.
2.3 Bedrijfsdruk
Het waterbijvulsysteem moet zo worden geïnstalleerd dat een
waterdruk van 0,2 tot 0,6 bar wordt bekomen (met ten minste 2 m
hoogteverschil tussen de bovenste rand van de accu en de onderste
rand van de tank). Elke afwijking hiervan betekent dat het systeem
niet naar behoren zal werken.
2.4 Zuiverheid
nominale
Het bijvulwater moet gezuiverd zijn. Het water dat wordt gebruikt om
de accu's bij te vullen moet een geleiding hebben van niet meer dan
30 pS/cm. De tank en leidingen moeten worden gereinigd voordat het
systeem in werking wordt gesteld.
2.5 Leidingsysteem op de accu
Het leidingsysteem naar de individuele accucellen moet het
elektrische circuit van de accu volgen. Dit verlaagt het risico op
stroomlekken in de nabijheid van elektrolytgas, wat tot ontploffing kan
leiden (EN 62485-3). Maximaal 20 cellen mogen in serie worden
aangesloten.
Het systeem mag op geen enkele wijze worden gewijzigd.
2.6 Bedrijfstemperatuur
's Winters mogen accu's met een waterbijvulsysteem enkel worden
geladen of bijgevuld bij een kamertemperatuur hoger dan 0 ºC.
2.7 Stroomregeling
In de watertoevoerleiding naar de accu is een stroomindicator
ingebouwd om het vulproces te bewaken. Tijdens het vullen met water
doet de stroom de in de stroomindicator ingebouwde schijf draaien.
De schijf stopt wanneer alle stoppen zijn gesloten, wat aangeeft dat
het vulproces is voltooid.
1. Tank
2. Uitstroomconnector met kogelkraan
3. Stop met magneetklep
4. Stop met kogelkraan
5. Stroomregeling
6. Koppeling
7. Connector
8. Acculader
9. Hoofdschakelaar lader