Werking
Het meetresultaat geldt uitsluitend voor het tijdstip en de plaats van de meting en is onafhan-
kelijk van het meetbereik resp. de concentratie. Daarom moet in principe door een geëigende
meetprocedure de werkelijke concentratie worden bepaald. Bij twijfel over de bij het begin van
de meting aanwezige concentratie moet derhalve een andere meetprocedure worden gebruikt.
Verdere instructies vindt u in de gebruiksaanwijzing bij de ingebrachte chip.
Bij een meetwaarde buiten het meetbereik wordt de geldende limiet van het meetbereik aange-
geven, samen met het teken < of >.
Als de concentratie lager is dan het meetbereik, verschijnt de indicatie:
< onderlimiet meetbereik
Deze indicatie verschijnt ook als er geen gevaarlijke stof aanwezig is.
Als de concentratie hoger is dan het meetbereik, verschijnt:
a) bij een concentratie die (onder laboratoriumomstandigheden) het tweevoudige van de
bovenste meetbereikeindwaarde van de ingebrachte chip niet overschrijdt, de indicatie:
> bovenlimiet meetbereik
of
b) bij een concentratie die het tweevoudige van de bovenste meetbereikeindwaarde van de
ingebrachte chip overschrijdt, de indicatie:
> bovenlimiet meetbereik,
< onderlimiet meetbereik
of een foutieve ppm-waarde.
7.6
Meting beëindigen of nog een meting verrichten
(met DataRecorder ingesteld op modus "Uit" of "Auto")
Schuifknop op stand 1 zetten.
Het volgende wordt aangegeven:
De te meten stof
en afwisselend de opdracht de schuifknop ofwel voor verwijdering van de chip op stand 0 te zet-
ten, of voor nog een meting op stand 2.
Opmerking:
DataRecorder ingesteld op "Auto":
In de opslagmodus "Auto" worden de meetresultaten zonder toewijzingscijfer en zonder beves-
tiging opgeslagen.
Om de opgeslagen meetresultaten weer te geven, zie "Opgeslagen meetresultaten weer-
geven", pagina 55.
Om alle opgeslagen meetresultaten te wissen, zie "Opgeslagen meetresultaten wissen",
pagina 56.
Dräger CMS Analyzer
53