Opties
In dit gedeelte wordt getoond hoe u de opties die op uw kniklader zijn geïnstalleerd juist en veilig kunt gebruiken.
De meeste opties kunnen door uw Avant-servicepunt op uw kniklader worden geïnstalleerd. Neem contact op met
uw dealer of service point voor meer informatie en beschikbaarheid van de opties.
Self-leveling laadarm
Self-levelling is een systeem
dat het hulpstuk in dezelfde
positie gekanteld houdt tijdens
het omhoog of omlaag brengen
van de laadarm.
Self-levelling
automatisch
systeem.
nivelleringscilinder
linkerkant van de laadarm die
de bewegingen van de laadarm
volgt en het hulpstuk waterpas
houdt.
OPMERKING:
wordt
zweefstand van de laadarm
wordt ingeschakeld.
Als de kanteling van het hulpstuk
naar een van de uiterste posities
wordt gedraaid, moet de hefcilinder
van de laadarm tegen de druk van
de
werken.
Gebruik de bak-kantelcontrole om
uit de extreme kanteling te komen
voordat u de laadarm omhoog of
omlaag
spanningen op de laadarm te
voorkomen.
Self-levelling wordt uitgeschakeld
als de zweefstand van de laadarm
wordt ingeschakeld. De laadarm
kan niet omlaag worden geduwd
met hydraulische kracht als de
zweefstand
Gebruik de zweefstand van de
laadarm alleen als dat echt nodig
is.
.
is
hydraulisch
Er
is
aan
Self-levelling
uitgeschakeld
als
zelfnivellerende
cilinder
brengt,
om
extreme
is
ingeschakeld.
.
Zweefstand laadarm
De zweefstand van de laadarm is een systeem dat
een gereedschap het oppervlak van de grond laat
volgen.
Het
hefcilinder en laat deze omhoog zweven vanaf de
positie waarop de cilinder zich bevindt wanneer de
zweefstand van de laadarm wordt ingeschakeld. Als
een
de zweefstand van de laadarm wordt ingeschakeld,
is het niet mogelijk om met de laadarm omlaag te
een
duwen.
de
De zweefstand van de laadarm inschakelen:
1. Breng het gereedschap omlaag op de grond in
de positie waarin het wordt gebruikt
2. Schakel de zweefstand in met een schakelaar
op het bedieningspaneel, zie pagina 40.
de
Het indicatielampje van de zweefstand van de
laadarm brandt wanneer het systeem is
ingeschakeld.
Als de laadarm in de zweefstand staat, kan er wat
lucht in de hefcilinder worden gezogen. Om
onverwachte of onnauwkeurige bewegingen van de
laadarm te voorkomen, moet de lucht uit de cilinders
worden verwijderd door de laadarm naar de extreme
in
hefposities te brengen nadat het zweefstandsysteem
is uitgeschakeld.
Na het gebruik van de zweefstand van de laadarm
WAARSCHUWING
49
zweefstandsysteem
ontkoppelt
Gevaar
voor
bewegingen
-
Beweeg
laadarm nadat u de zweefstand
heeft uitgeschakeld om de lucht
uit de cilinders te verwijderen.
Tijdens
het
gebruik
zweefstand kan er lucht in het
hydraulische systeem komen. Dit
kan voor onjuiste bewegingen van
de laadarm zorgen en de laadarm
kan zelfs omlaag komen.
Daarom moeten de laadarm en de
snelkoppelplaat
altijd
uiterste
eindposities
gebracht na het uitschakelen van
de zweefstand van de laadarm.
Avant e6
de
onverwachte
de
van
de
naar
de
worden