Verschuif de veer naar een van de einden van de beugel. Met de trapper kun je nu het walsje van de
dobby steeds een kwart slag draaien. Als je de veer naar het andere eind van de beugel verschuift,
draait het walsje in de andere richting. Zo kun je een stuk van je geprogrammeerde patroon in
spiegelbeeld weven.
Voor het instellen van de stand van de
keerschijf, moet je eerst het koordje naar
de trapper zo strak aandraaien dat de
beugel door het midden van het veeroog
loopt, wanneer de veer zich in het midden
van de beugel bevindt. Bij deze stand van
de veer kun je de keerschijf een paar mm
bewegen. Dat komt overeen met de
speling die het anker op de twee wieltjes
van de houten knop heeft. De gemiddelde
stand van de beugel, binnen die speling
moet horizontaal zijn. De stand van de
beugel corrigeer je door met de witte
kartelmoeren de spanning in de koorden
aan te passen.
Met minder dan tien kieslatjes functioneert
het dobbymechanisme niet goed. Wanneer
het patroon (rapport) korter is dan tien
latjes, moet je twee of drie keer het
benodigde aantal latjes gebruiken en je
patroon daarin herhalen.
De ronde stickertjes kun je gebruiken om
de kieslatjes te nummeren, zodat je tijdens
het weven kunt zien bij welke stap van het
patroon je bent.
Bij de mechanische dobby leveren we een
voetsteuntje dat voor je linker- of
rechtervoet. Je kunt daarop met je voet
rusten, terwijl je met de hiel van die voet
de dobbytrapper bedient.
34