6.5 HYDRAULISCHE MOTOR
De montagepositie van de motor kan in een van de volgende configuraties worden uitgevoerd:
a - Horizontaal I: aandrijfas horizontaal en behuizing naar boven gebogen.
b - Horizontaal II: aandrijfas horizontaal en behuizing naar beneden gebogen.
c - aan kant: aandrijfas horizontaal en motor aan één kant.
A
De montagepositie en de montagerichting bepalen de indeling van de druk-, lek- (behuizingsafvoer) en ontluchtingsleidingen.
De aanzuig- en aftapleidingen moeten zo kort en recht mogelijk zijn en rechtstreeks op de tank van de machine zijn aangesloten.
Vermijd ellebogen en scherpe bochten. Wanneer de unit wordt gestopt, zullen verticale lijnen zichzelf over een bepaalde periode
leegmaken als gevolg van de zwaartekracht.
Zorg ervoor dat de motorbehuizing goed wordt gevuld voordat u de machine start; controleer of de aftapleidingen voorkomen
dat de motor volledig wordt geleegd.
In dit opzicht moet de variërende viscositeit van de vloeistoffen worden aangehouden, vloeistoffen met een hogere viscositeit
bieden een grotere weerstand tegen aanzuiging en dalen sneller. In mobiele toepassingen is de opstelling van de tank bijzonder
belangrijk. Centrifugale krachten bij het nemen van bochten en traagheidseffecten bij het accelereren of remmen, beïnvloeden
de helling van het vloeistofoppervlak. Als het vloeistofniveau in de tank daalt, moet met deze effecten rekening worden gehou-
den. In het algemeen, en voor alle montageposities en montagerichtingen, is de maximale druk in de motorbehuizing 1,5 bar
[21.75 psi].
IMM-0008NL - Hoisting and recovery winches
OIL
OIL
B
LET OP
INSTALLATIE
OIL
C
Dana Incorporated
57