WERKING
OPGELET! GEVAAR!
Laat de motor niet in een afgesloten
ruimte draaien, de concentratie aan
koolmonoxydegassen kan oplopen. De
uitlaatgassen zijn giftig en verstikkend.
Deze kunnen dodelijk zijn in geval van
inademing.
• Gebruik het apparaat alleen bij daglicht
of voldoende kunstmatig licht.
• In het mate van het mogelijke, maai
geen vochtig gras.
• Wees voorzichtig wanneer u het
apparaat op een aflopend terrein
gebruikt. Houd het apparaat altijd met
beide handen vast.
• Loop, en ren nooit, met het apparaat.
• In geval van een machine met wielen,
rij altijd horizontaal op hellingen, en
nooit naar omhoog of omlaag.
• Wees altijd zeer voorzichtig wanneer
u op glooiende terreinen van richting
verandert.
• Gebruik het apparaat nooit op zeer
steile hellingen. Werk niet op terreinen
met een hellingsgraad hoger dan 20%.
• Wees voorzichtig wanneer u de
looprichting wijzigt of de machine naar
u toe trekt.
• Stop het (de) mes(sen) als de
grasmaaier gekanteld moet worden om
over een niet-graszone van/of naar
een te maaien oppervlak vervoerd te
worden.
• Gebruik de grasmaaier nooit als
de beschermingen defect zijn of
de veiligheidsvoorzieningen, zoals
schermen en/of de opvangbak, niet
aanwezig zijn.
• Pas de instelling voor het regelen van
de snelheid van de motor niet aan en
gebruik de motor niet aan een te hoge
snelheid.
• Ontkoppel alle
aandrijvingsmechanismen voor de
messen en de voortstuwing voordat u
de motor start.
• Wees voorzichtig wanneer u de motor
start, leef de instructies van de
fabrikant na en houd uw voeten uit de
buurt van het/de werktuig(en).
• Hel de grasmaaier niet over tijdens
het starten van de motor, tenzij de
grasmaaier schuin moet staan om te
starten. In dit geval, hel de grasmaaier
niet verder over dan nodig en til alleen
het deel op dat zich het verst van de
bediener bevindt.
• Schakel de motor niet in als men zich
naast de uitwerpopening bevindt.
• Maai ALTIJD met hetzij een
gemonteerde opvangbak, hetzij een
geïnstalleerd en neergeklapt scherm.
• Plaats uw handen of voeten niet in de
buurt of onder de draaiende delen. Blijf
uit de buurt van de uitwerpopening.
• Vervoer of til het apparaat niet op
terwijl de motor ingeschakeld is.
• Geef minder gas tijdens het stoppen
van de motor, en indien de grasmaaier
van een brandstofafsluitklep is
voorzien, sluit de brandstoftoevoer na
gebruik.
S t o p d e m o t o r , o n t k o p p e l d e
bougiekabel en wacht totdat alle
bewegende delen tot een volledige
stilstand zijn gekomen telkens een
van onderstaande situaties zich
voordoet:
7
NL