4.3.4 BUITENTEMPERATUUR, LUCHTVOCHTIGHEID EN TEMPERATUURINDEX
1. Buitensensor batterijniveau-indicator
2. Signaalweergave van de buitensensor om
de ontvangststerkte van het signaal aan te
geven
3. Weergave temperatuurindex
4. Buitentemperatuur
5. Luchtvochtigheid buiten
OPMERKING:
- Als de temperatuur / luchtvochtigheid onder het meetbereik ligt, geeft de meetwaarde "Lo" aan.
Als de temperatuur / luchtvochtigheid boven het meetbereik ligt, geeft de gemeten waarde "HI"
aan.
[
/ INDEX ] toets
- Druk op de
om te schakelen tussen buitentemperatuur, gevoelstemperatuur,
hitte-index, windchill en dauwpunt.
4.3.5 GEVOELSTEMPERATUUR (FEELS LIKE)
Feels Like Temperature laat zien hoe de buitentemperatuur zal aanvoelen. Het is een
collectief mengsel van de windchill-factor (18°C of lager) en de hitte-index (26°C of
hoger). Voor temperaturen tussen 18,1°C en 25,9°C, waar zowel wind als luchtvochtigheid
een minder grote invloed op de temperatuur hebben, geeft het apparaat de reëel
gemeten buitentemperatuur weer als Feels like temperatuur.
4.3.5.1 HITTE-INDEX (HEAT INDEX)
De hitte-index wordt bepaald door de temperatuur- en luchtvochtigheidsgegevens van de
7-in-1 buitensensor wanneer de temperatuur tussen 26°C en 50°C ligt.
Bereik hitte-index
Waarschuwing
27° C tot 32° C (80° F tot 90°
Let op
F)
33° C tot 40° C (91° F tot 105°
Wees bijzonder
F)
voorzichtig
41°C tot 54°C (106°F tot
Gevaar
129°F)
≥ 55° C (≥ 130° F)
Extreem gevaar
4.3.5.2 GEVOELSTEMPERATUUR (WIND CHILL)
Een combinatie van de temperatuur- en windsnelheidsgegevens van de 7-in-1 draadloze
sensor bepaalt de huidige windchill-factor De windchill-cijfers zijn altijd lager dan de
luchttemperatuur voor windwaarden waarbij de toegepaste formule geldig is (d.w.z. als
gevolg van de beperking van de formule kan een reële luchttemperatuur van meer dan
10°C bij een windsnelheid van minder dan 9 km/h resulteren in een onjuiste windchill-
weergave).
1 2
3
4
5
Uitleg
Mogelijkheid van hitte-instorting
Mogelijkheid van uitdroging door
hitte
Hitte-instorting waarschijnlijk
Hoog risico op uitdroging/
zonnesteek
20
4.3.5.3 DAUWPUNT (DEWPOINT)
- Het dauwpunt is de temperatuur waaronder waterdamp in de lucht condenseert tot vloeibaar
water in dezelfde mate als het verdampt bij constante atmosferische druk. Het gecondenseerde
water wordt dauw genoemd als het zich op een vast oppervlak vormt. Het gecondenseerde water
wordt dauwgenoemd als het zich vormt op een vast oppervlak.
- De dauwpunttemperatuur wordt bepaald door de temperatuur- en luchtvochtigheidsgegevens van de 7-in-
1 multisensor.
4.3.6 BINNEN-/KANAALTEMPERATUUR & LUCHTVOCHTIGHEID
In dit gebied kunnen de meetwaarden en de status van de binnenruimte, de optionele
hygro/thermosensor(en) en de waterleksensor(en) worden weergegeven.
4.3.6.1 OVERZICHT
1. Lage batterij-indicator voor de kanaalsensor
2. Symbool voor signaalsterkte
3. Kanaalnummer
4. Symbool voor de automatische lus
5. Temperatuurmeting
6. Symbool binnenruimte
7. Symbool voor een drijvende pool-sensor
8. Statusbereik van de waterleksensor
9. Symbool voor bodemvochtsensor
10. Sectie voor meting van de luchtvochtigheid
4.3.6.2 BINNENTEMPERATUUR & -LUCHTVOCHTIGHEID
Binnenmeting is de standaardmodus van
het basisstation die de temperatuur- en
luchtvochtigheidswaarden van de binnenruimte
weergeeft.
4.3.7 MULTIKANAAL- EN PASS THROUGH-MODUS VOOR OPTIONELE SENSOREN
U kunt tot 7 extra thermo-hygrometer sensoren
toevoegen (optioneel, zie sectie 3.2). Druk
op de [ CH ]- toets om te schakelen tussen
binnenruimte- en kanaalmeetwaarden 1 t/m 7.
Voor de pass-through functie houdt u de [ CH ]-toets 3 seconden ingedrukt; het
naast CH verschijnt. Het basisstation doorloopt de metingen van alle sensoren om de 3
seconden.
Deze modus toont de volgende informatie:
- Kanaalnummer van de actuele sensor
- Temperatuur- en luchtvochtigheidswaarden van deze sensor
- Signaalsterkte van deze sensor.
- Sensor type symbool (voor pool-sensor of bodemvochtigheidssensor)
4.3.8 WATERLEK (OPTIONELE WATERLEKSENSOR)
U kunt tot 7 extra waterleksensoren toevoegen (optioneel, zie
sectie 3.2). Het (de) kanaalnummer(s) van de overeenkomstige
waterleksensor(en) die aan het basisstation is (zijn) toegevoegd,
wordt (worden) weergegeven met het symbool NO LEAKING.
1
2
3
4
5 6
7
9
symbool
21
8
10