5.4
speciale bedieningsfuncties
5.4.1
Inschakelen na stroomstoring
Om de bouwstructuur te beschermen, start het ventilatietoestel
automatisch op met de fabrieksinstellingen in de volgende
bedrijfsmodus na het inschakelen van de stroomtoevoer:
DL 50 WA2:
•
•
DL 50 WE2/WH2:
Een andere bedrijfsmodus voor het inschakelen na het
herstellen van de stroom kan indien nodig worden
geselecteerd in het servicemenu onder menu-item R (zie
hoofdstuk Speciale functies).
5.4.2
Filter signaal
Het filtersignaal is tijdgestuurd en geeft na verloop van de
intervaltijd F weer als herinnering om het filteronderhoud uit
te voeren (zie hoofdstuk Onderhoud). De fabrieksinstelling
voor de intervaltijd is 6 maanden. Indien nodig kan een
andere intervaltijd worden ingesteld in het gebruikersmenu
(zie de handleiding).
Filterreset - herstarten van de intervaltijd:
Na het filteronderhoud wordt de melding bevestigd en wordt
de intervaltijd gereset door het menu-item F - filterinterval op
te roepen en de instelling FR in het gebruikersmenu te
bevestigen.
i
OPMERKING
Bij een stroomstoring of als het ventilatiesysteem is
uitgeschakeld, wordt de filtertijd niet gestopt of gereset.
© Dimplex · Installatie and service instructies DL50W-2
Level 1
Automatisch
5.4.3
Ontdooi modus
Het ventilatiesysteem is uitgerust met een automatische
ontdooifunctie om de warmtewisselaar in de winter te
ontdooien bij lage buitentemperaturen. De ontdooiing wordt
automatisch geactiveerd als de toevoertemperatuur onder
de +12°C komt. Tijdens de ontdooiing wordt de buitenlucht-/
toevoerventilator gedurende 60 minuten uitgeschakeld
(langer indien nodig, afhankelijk van de ingestelde
ventilatorsnelheid, de kamertemperatuur en de
luchtvochtigheid in de ruimte). De afvoerluchtventilator blijft
werken met het volume van de huidige ingestelde
bedrijfsmodus. Dit betekent dat alleen warme afvoerlucht
over de warmtewisselaar stroomt en deze ontdooit. Zodra de
ontdooicyclus is voltooid, schakelt de buitenlucht-/
toevoerventilator weer in en werkt het ventilatiesysteem in
de herstelmodus. Het condenswater wordt via de
buitenwandafdekking naar buiten afgevoerd.
i
OPMERKING
In de ontdooi modes kan er een lichte negatieve druk in de
ruimte ontstaan, wat invloed kan hebben op het openen of
sluiten van deuren.
i
OPMERKING
Afhankelijk van de configuratie in het servicemenu (df) kan
de volumestroom van de afgezogen lucht beperkt zijn
tijdens de ontdooi modes. Als er een hoge bedrijfssnelheid
is ingesteld, neemt de volumestroom weer toe zodra de
ontdooi modes is beëindigd.
5.4.4
Condensaatverwarming
De condensafvoer naar de buitenmuurbekleding is voorzien
van condensaatverwarming. Als de buitentemperatuur daalt
tot onder +1°C, wordt de verwarming geactiveerd en
beschermt deze de condensafvoer tegen bevriezing. Als de
buitentemperatuur stijgt tot boven +3°C, schakelt de
condensaatverwarming uit.
5.4.5
Buitenlucht voorverwarming (alleen DL 50 WH2)
De ventilatie-units DL 50 WH2 zijn uitgerust met een
geïntegreerd voorverwarmingselement. Het voorverwarmen
van de buitenlucht bij lage temperaturen vertraagt de
vorming van ijs op de warmtewisselaar. Ontdooicycli worden
vermeden
en
de
ventilatie-unit
warmteterugwinningmodus (de automatische ontdooifunctie
kan indien nodig worden ingeschakeld afhankelijk van de
luchtvochtigheid in de ruimte, de binnenlucht en de
buitentemperaturen).
Het verwarmingselement wordt aangestuurd op basis van de
buitentemperaturen die worden gemeten door de ventilatie-
unit en een tijdfunctie voor intervalbediening afhankelijk van
de bedrijfsmodus.
Als de buitentemperatuur onder de +2°C daalt, werkt het
verwarmingselement aanvankelijk in intervalbediening en in
continue bediening wanneer de temperatuur onder de -10°C
daalt.
Als de buitentemperatuur stijgt tot -8°C, schakelt het
verwarmingselement terug naar intervalbediening en wordt
het voorverwarmen uitgeschakeld als de temperatuur boven
de +2°C stijgt.
Werking
blijft
werken
in
de
19
NL