Gebruikershandleiding
Alarm motorbeveiliging: Dit wordt vaak veroorzaakt door een defecte (hoofd)zekering in de
woning.
2
1
1. Controleer de zekeringen en vervang waar nodig.
2. Stel de warmtepomp in op de bedrijfsmodus UIT en bevestig om het alarm te resetten.
3. Stel de warmtepomp in op de bedrijfsmodus AUTO.
Neem contact op met uw installateur als het probleem aanhoudt. De motorbeveiliging moet
mogelijk handmatig worden gereset.
Alarm oververhittingsbeveiliging: Kan worden veroorzaakt door lucht/lage druk in het ver-
warmingscircuit of geen flow.
1. Controleer de druk in het verwarmingscircuit en ontlucht het verwarmingssysteem zo no-
dig. (Zie de beschrijving in het hoofdstuk over regelmatige controles.) Vul zo nodig bij tot
de aanbevolen druk is bereikt.
2. Stel de warmtepomp in op de bedrijfsmodus UIT en bevestig.
3. Schakel de netspanning naar de warmtepomp uit en verwijder het frontpaneel van de
warmtepomp door voorzichtig een platte schroevendraaier in het bovenste vergrende-
lingsmechanisme te steken. Klap het frontpaneel voorzichtig naar voren en verwijder het
(wees voorzichtig met de displaykabel).
4. Reset de oververhittingsbeveiliging door de knop (vrij hard) in de linkerhoek in te druk-
ken. Zie afbeelding, T1 is de oververhittingsbeveiliging.
5. Plaats het frontpaneel van de warmtepomp terug en schakel de elektrische voeding weer
in. Schakel de netspanning in.
6. Stel de warmtepomp in op de bedrijfsmodus AUTO
Alarm hoge druk: Controleer de systeemdruk (zie de beschrijving in het hoofdstuk over regel-
1.0
1.5
0.5
2.0
matige controles). Controleer ook of alle thermostaten op radiatoren en vloerverwarming open
0
2.5
bar
zijn en ontlucht het verwarmingssysteem.
1. Stel de warmtepomp in op de bedrijfsmodus UIT en bevestig om het alarm te resetten.
2. Controleer de systeemdruk (zie de beschrijving in het hoofdstuk over regelmatige con-
troles). Controleer ook of alle thermostaten op radiatoren en vloerverwarming open zijn
en ontlucht het verwarmingssysteem.
3. Stel de warmtepomp in op de bedrijfsmodus AUTO.
4. Als het alarm opnieuw optreedt, zet u de warmtepomp in de bedrijfsmodus 'Bijverwar-
ming' (om warm water te produceren)en neemt u contact op met uw installateur.
Alarm lage druk: Wordt meestal veroorzaakt door lucht of geen flow in het brinecircuit.
1. Controleer het brineniveau in het vat (mag niet leeg zijn, moet gewoonlijk circa 2/3 vol
zijn). Is het vloeistofniveau te hoog of te laag? Neem dan contact op met uw installateur
als u niet zeker weet hoe en met welke vloeistof u moet vullen.
2. Als het brineniveau in orde is, reset u het alarm EENMAAL. Als het alarm opnieuw op-
treedt, zet u de warmtepomp in de bedrijfsmodus 'Bijverwarming' en neemt u contact op
met uw installateur.
Neem contact op met uw installateur voor advies over terugkerende alarmen.
Thermia AB
Legenda Thermia
BWLE01UG0110
19