f) Verbruikers aansluiten
Controleer eerst of het totale vermogen van alle verbruikers die aan de labvoeding zijn aangesloten, het
maximumvermogen van de labvoeding niet overschrijdt.
De verbruikers moeten altijd uitgeschakeld zijn, wanneer ze met de labvoeding worden verbonden.
Anders kunnen vonken ontstaan die zowel de uitgangsbussen van de labvoeding als de door u gebruikte
stekkers beschadigen.
• Als dit nog niet gebeurd is, verbindt u de labvoeding met de netspanning en schakelt u deze in (zie hoofdstuk
7. a).
• Stel de nodige bedrijfsspanning voor de respectievelijke verbruiker in, zie hoofdstuk 7. b) en 7. c). Hetzelfde geldt
voor de stroombegrenzing.
Als er geen stroombegrenzing wordt gebruikt, stelt u de stroomwaarde op maximum in.
• Deactiveer de DC-uitgang, druk op de toets „OUTPUT ON" (2) zodat de groene LED niet oplicht.
• Verbind de minaansluiting (-) van de verbruiker met de DC-uitgangsbus „-" (4) van de labvoeding.
Verbind vervolgens de plusaansluiting (+) van de verbruiker met de DC-uitgangsbus „+" (8) van de labvoeding.
Gebruik (afhankelijk van de uitgangsstroom) een voldoende gedimensioneerde kabel.
De labvoeding beschikt over veiligheidsbussen van 4 mm zodat overeenkomstige bananenstekkers van
4 mm nodig zijn.
• Controleer nogmaals of de op het scherm van de labvoeding weergegeven uitgangsspanning met de bedrijfsspan-
ning van de verbruiker overeenkomt.
Druk dan op de toets „OUTPUT ON" (2) om de DC-uitgang te activeren, de groene LED in de toets licht op.
De huidige waarden voor spanning en stroom verschijnen op het scherm.
Indien nodig kunt u ook bij vrijgeschakelde uitgangsbussen de waarde voor de stroombegrenzing of de waarde
voor de spanningsregeling afstellen.
• Om de DC-uitgang te deactiveren, drukt op de toets „OUTPUT ON" (2) zodat de rode LED uitdooft.
8. REINIGING EN ONDERHOUD
De labvoeding is op een enkele onderhoudsbeurt of een vervanging van de zekering na onderhoudsvrij,
demonteer het nooit.
Het openen van de labvoeding of een onderhoud of herstelling is uitsluitend door een vakman toege-
staan.
Reiniging
Schakel de labvoeding voor het reinigen altijd uit en koppel deze los van de netspanning (stekker uittrekken).
Reinig het product alleen met een schone, zachte, droge doek. Stof kan heel eenvoudig worden verwijderd met een
droog, schoon penseel en een stofzuiger.
Gebruik voor de reiniging geen agressieve reinigingsmiddelen of chemische producten. Dit kan niet alleen tot
verkleuring leiden, maar ook tot schade aan het product.
50