4
de bediening van de airconditioner
1
1.
Functie toets voor [ mode /
2.
Timer toets
3.
Temperatuur omhoog
4.
Temperatuur omlaag
5.
Selectie toets voor windsnelheid [ speed /
6.
aan-/ uit toets
7.
Indicatie lampje - koelen
De airconditioner heeft naast het koelen nog twee andere functies, namelijk luchtcirculatie en lucht ontvochtigen.
De airconditioner kan bedient worden via het bedieningspaneel op het apparaat en met de bijgeleverde afstandsbediening.
• Kies een locatie waar een stopcontact in de buurt is.
• Installeer de afvoerslang volgens de afbeeldingen en zorg dat het raam zover als mogelijk gesloten is.
• Steek de stekker in een geaard stopcontact.
• Druk op de aan/uit toets
• Het temperatuurbereik van de airconditioner is: 18 tot 32°C.
• Controleer of de afvoerslang correct is gemonteerd.
• Deel het stopcontact niet met andere apparaten.
KOELEN
• Druk op de functie toets [ mode /
temperatuur.
• Druk op de toetsen [ temp
• Druk op de toets [ speed /
automatisch.
De beste temperatuur gedurende de zomer zal tussen de 21 en 24°C zijn. De snelheid van de ventilator zal op de
luchtciruclatie stand beter voelbaar zijn dan op de koelen stand.
ONTVOCHTIGEN
• Druk op de functie toets [ mode /
• De windsnelheid staat op automatisch en kan niet veranderd worden.
Tijdens het gebruik van deze stand moet er een tuinslang (niet meegeleverd) of iets dergelijks worden aangesloten om het
condensvocht af te voeren.
• Draai de schroefdop aan de achterzijde van het apparaat los.
• Monteer het uiteinde van een tuinslang of soortgelijke afvoerslang op de afvoer en leg het andere uiteinde in een
verzamelbak die lager gesitueerd is dan de afvoer van het apparaat zodat het condenswater goed afgevoerd kan worden.
schroefdop
12
•
Nederlands
All manuals and user guides at all-guides.com
7
8
9
10
2
3
]
]
om de airconditioner aan te zetten. De lamellen van de luchtuitlaat openen automatisch.
] totdat het indicatie lampje - koelen - brandt. In het display verschijnt de ingestelde
en temp
] om de gewenste kamertemperatuur in te stellen (tussen de 18°C en 32°C).
] om de windsnelheid in te stellen. Er zijn vier ventilatiestanden: hoog, middel, laag en
] totdat het indicatie lampje - ontvochtigen - brandt. In het display verschijnt
11
12
4
5
8.
Indicatie lampje - ontvochtigen
9.
Indicatie lampje - luchtcirculatie
10. Indicatie lampje - timer
11.
Display
12. Indicatie lampje - ventilatie snelheid
13. Indicatie lampje - auto functie
13
6
tuinslang of
afvoerslang
.