4 Monteren
Uitlijning - dichtheids-
meting
20
Fig. 10: Niveaudetectie met SOLITRAC 31
De meest optimale en meest constante omstandigheden voor
dichtheidsmetingen in leidingen worden gerealiseerd, wanneer u de
meting op verticale leidingen of in transportinrichtingen monteert. De
straling moet exact op de tegenoverliggend gemonteerde detector
zijn gericht.
Om het traject van de straal door het medium te verlengen en zo een
beter meetresultaat te bereiken, kan de leiding schuin worden door-
straald of kan een meettraject worden gebruikt.
De benodigde montagetoebehoren vindt u in hoofdstuk " Technische
gegevens".
De bronhouder VEGASOURCE moet zo mogelijk dicht bij de tank
worden gemonteerd.
Bij grote meetbereiken en kleine tankdiameters kan een bepaalde
afstand vaak echter niet worden vermeden.
Indien gaten of tussenruimten overblijven, moet met afzettingen en
beschermroosters ingrijpen in de gevaarlijke zone worden verhinderd.
Dergelijke zones moeten overeenkomstig worden gemarkeerd.
De ideale meetopstelling voor de dichtheidsmeting is de montage op
een verticale leiding. Daarbij mag de leidingdiameter 50 ... 100 mm
zijn. De doorstroomrichting moet van beneden naar boven zijn.
Horizontale leiding
Bij een horizontale leiding moet de leiding met een horizontaal stra-
lingsvlak doorstraald worden, om storingen door luchtinsluitingen te
voorkomen.
VEGASOURCE 84 • Stralingsbronhouder