3
4
3
Zoomring
Draai aan de ring om in of uit te zoomen.
4
Schaal brandpuntsafstand
Bepaal de geschatte brandpuntsafstand bij het in- en uitzoomen met het
objectief.
5
Markering brandpuntsafstand
Bepaal de geschatte brandpuntsafstand bij het in- en uitzoomen met het
objectief.
6
Instelring
Draai om een instelling aan te passen zoals [Diafragma] of
[Belichtingscorrectie] die is toegewezen met behulp van de camera. Zie
voor meer informatie de beschrijving van [Aangepaste knoptoewijzing],
[Aangepaste knoppen] of [Aangepaste knoppen (opname)] in de
documentatie die met de camera is meegeleverd.
5
6
8
Onderdelen van het objectief: Namen en functies