3
De camera vasthouden en een beeld
Step
kadreren
3
.1 Houd de camera goed stil met beide handen.
Houd vingers en andere voorwerpen uit de buurt van het objectief,
de flitser, de AF-hulpverlichting, microfoons en de luidspreker.
3
.2 Kadreer het beeld.
De zoom gebruiken
Verdraai de zoomknop.
Draai de zoomknop naar g (telezoomstand)
om dichter op het onderwerp in te zoomen.
Draai de zoomknop naar f (groothoekstand)
om uit te zoomen en een groter gebied te
bekijken.
Wanneer u de camera aanzet, wijzigt de
zoompositie naar de uiterste groothoekstand.
14
Opnames maken en bekijken
1/250
1/250
F3.7
F3.7
Uitzoomen Inzoomen
25m 0s
25m 0s
880
880