Bedrijf met toebeho-
ren
Beluchtingsmodi
Inschakellimiet van de voorpomp met parameter [P:711] op het vastgestelde aandrijf-
vermogen voor 10 hPa voorvacuümdruk instellen.
De voorvacuümdruk tot 5 hPa verlagen.
Parameter [P:316] aflezen en noteren.
De uitschakellimiet van de voorpomp met parameter [P:710] op het vastgestelde aan-
drijfvermogen voor 5 hPa voorvacuümdruk instellen.
Vertraagde inschakeling
Het gelijktijdig inschakelen van de turbopomp en voorpomp kan tot een ongewenst gas-
debiet leiden. De voorpomp kan afhankelijk van de proces- of toepassingsvereisten ver-
traagd worden ingeschakeld. De inschakelvertraging is afhankelijk van het toerental van
de turbopomp en is vast ingesteld in de aandrijfelektronica op 6 Hz.
Het signaal kan ook voor het schakelen van een voorvacuüm veiligheidsventiel worden
gebruikt.
Afhankelijk van de configuratie kunnen verschillende apparaten op de turbopomp wor-
den aangesloten en via de parameters van de aandrijfelektronica worden aangestuurd.
Verwarming
Met parameter [P:001] verwarming in- of uitschakelen.
De inschakeling van de aangesloten verwarming van het pomphuis is afhankelijk van
toerental schakelmoment 1 (fabrieksinstelling 80 % x f
Ventilator
Twee opties in de aansluitconfiguratie stellen het continu bedrijf of het temperatuurgere-
gelde in- en uitschakelen van een aangesloten luchtkoeling in staat (zie p. 16, 7.3). De
limietwaarden zijn typespecifiek in de aandrijfelektronica opgeslagen.
Spergasventiel
Met parameter [P:050] een aangesloten spergasventiel via de voorgeconfigureerde
uitgang in- of uitschakelen.
Het beluchten van de turbopomp is pas na het uitschakelen van de functie "pompinstal-
latie" mogelijk. De signaaloutput van de geconfigureerde uitgangen vindt plaats na een
vast ingestelde vertragingstijd van 6 s. Voor het bedrijf met een aangesloten beluchtings-
ventiel zijn drie bedrijfsmodi beschikbaar.
Met parameter [P:012] de beluchting inschakelen.
Met parameter [P:030] de beluchtingsmodus kiezen.
Vertraagde beluchting
De start en de beluchtingstijd na "pompinstallatie uit" zijn configureerbaar en afhankelijk
van het toerental van de turbopomp.
Parameter [P:030] = 0
Met parameter [P:720] het toerental van de beluchting in % van het nominale toeren-
tal instellen.
Met parameter [P:721] de beluchtingstijd in seconden instellen.
Bij het onderschrijden van het beluchtingstoerental wordt het beluchtingsventiel gedu-
rende de ingestelde beluchtingstijd geopend. Bij een stroomuitval wordt na het onder-
schrijden van het ingestelde beluchtingstoerental belucht. De beluchtingsduur is in dit
geval afhankelijk van de geleverde restenergie van de draaiende rotor. Bij herstel van de
stroomtoevoer wordt de beluchting gestaakt.
Parameterset van Pfeiffer Vacuum
).
nominaal
21