7.9
Draadloze apparaten koppelen met het System Access Point
free@home draadloze apparaten moeten eerst met het System Access Point worden
gekoppeld voordat ze in een project kunnen worden gebruikt. Tijdens de koppeling
wisselen de apparaten een veiligheidssleutel uit.
Na de koppeling wordt de communicatie tussen de apparaten versleuteld en zijn ze permanent
verbonden met het System Access Point. Gekoppelde apparaten kunnen niet worden
gekoppeld op een ander System Access Point. Deze apparaten moeten daarvoor eerst worden
teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
Voer de volgende stappen uit om een of meer apparaten met het systeem te koppelen:
1. Installeer de free@home draadloze apparaten.
2. Toegang tot de gebruikersinterface van het System Access Point dat klaar is
voor gebruik vanaf uw smartphone, tablet of pc.
3. Schakel de netspanning van de free@home draadloze apparaten in.
De apparaten staan nu gedurende 30 minuten in de inleermodus.
4. Selecteer in de gebruikersinterface van het System Access Point "Systeeminstellingen" >
"free@home-draadloos" > "Zoeken".
Het System Access Point scant een voor een alle free@home draadloze kanalen.
Apparaten die zich in de inleermodus bevinden, worden automatisch in het systeem
opgenomen.
10 minuten nadat het laatste apparaat is gevonden, wordt de scan gestopt.
Geïntegreerde apparaten staan vermeld in de "Apparatenlijst" in de gebruikersinterface.
5. Gebruik het serienummer om te controleren of alle geïnstalleerde apparaten zijn
gevonden. Als een apparaat niet gevonden is, zet het dan terug naar de
fabrieksinstellingen en start een nieuwe scan.
Mogelijke redenen voor het niet vinden van apparaten:
Het apparaat stond niet in de inleermodus.
■
De 30-minuten inleertijd is verstreken.
■
Het apparaat is al gekoppeld aan een ander systeem.
■
Producthandleiding 2CKA0013737B9725
Inbedrijfname
│40