7.8
Uitleg over de Netwerkfuncties
Accesspoint-modus
De Accesspoint-modus is bedoeld voor de inbedrijfname van de installatie. Het System
Access Point stelt een eigen WLAN in en fungeert als DHCP-server (apparaten die als
clients met het WLAN verbinden, ontvangen automatisch een IP-adres).
Voordeel: Het systeem kan zonder bestaande router (bijv. FRITZ!Box) in gebruik genomen
en bediend worden.
Nadelen: In de Accesspoint-modus kan het System Access Point niet tegelijkertijd met een
internetrouter worden verbonden. Voor een permanente werking moet het System Access
Point daarom als LAN- of WLAN-client worden geconfigureerd. Zo kunnen gebruikers
gelijktijdig met hun apparaten op het internet surfen en het free@home-systeem bedienen
zonder tussen verschillende WLAN-netwerken te hoeven schakelen.
Om de Accesspoint-modus te activeren of te deactiveren:
1. Druk op de Accesspoint-knop.
De Accesspoint-modus wordt automatisch geactiveerd tijdens de eerste inbedrijfname.
De netwerknaam (SSID), het WLAN-wachtwoord en het IP-adres van het System Access
Point vindt u op een etiket in het apparaat (voedingseenheid).
LAN/WLAN-clientmodus
Als er al een router bestaat, is het aan te raden om het System Access Point als client via
LAN of WLAN met dit netwerk te verbinden.
Er zijn drie manieren om de clientmodus te activeren:
A: Sluit het System Access Point aan op de router via het LAN voor de inbedrijfname.
–
De ingestoken kabel wordt automatisch herkend en de Accesspoint-modus
wordt gedeactiveerd.
–
Het System Access Point krijgt automatisch een IP-adres van de router.
–
Tijdens de verbindingspoging knippert de verbindingsindicator.
–
Na een succesvolle aansluiting brandt de verbindingsindicator permanent.
B: Na de inbedrijfname sluit u het System Access Point via LAN aan op de router.
–
De Accesspoint-modus moet voor deze verbinding handmatig worden gedeactiveerd.
Dit kan worden gedaan door op een knop op het apparaat zelf of in de
netwerkinstellingen van de gebruikersinterface te drukken.
–
Het System Access Point krijgt automatisch een IP-adres van de router.
–
Tijdens de verbindingspoging knippert de verbindingsindicator.
–
Na een succesvolle aansluiting brandt de verbindingsindicator permanent.
Producthandleiding 2CKA0013737B9725
Inbedrijfname
│38