Electric Power Generation
• Controle van de aansluitingen
De elektrische aansluitingen moeten
uitgevoerd worden volgens de in het
land van gebruik geldende wetgeving.
Controleer of:
- de differentieelschakelaar, conform de in
het land van gebruik geldende wetgeving
inzake persoonlijke bescherming, zo dicht
mogelijk bij de vermogensuitgang van de
alternator geïnstalleerd werd. (Koppel in dit
geval de draad van de ontstoringsmodule,
verbonden met de nulleider, los.)
-
de
eventuele
uitgeschakeld werden,
- in geval van een externe regelaar, de
aansluitingen tussen de alternator en de
kast volgens het aansluitschema uitgevoerd
werden.
- er geen kortsluiting is tussen fasen of fase-
nulleider op de uitgangsklemmen van de
alternator en de besturingskast van de
generatorgroep (gedeelte van het circuit dat
niet beveiligd
wordt door stroomonder-
brekers of relais van de kast).
- de aansluiting van het toestel kabelschoen
op kabelschoen en conform het aansluit-
schema van de klemmen uitgevoerd werd.
- De aardingsklem in de klemmendoos van
de alternator wordt aangesloten op de
elektrische aardingsketen.
- De aardingsklem wordt aangesloten op het
chassis.
De door de gebruiker aangesloten kabels
mogen in geen geval spanning uitoefenen
op
de
interne
klemmendoos.
10
Installatie en onderhoud
Laagspannings Alternatoren - 4 polen
beveiligingen
aansluitingen
in
LSA 46.2
3.4 - Inbedrijfstelling
Het opstarten en het gebruik van het
toestel zijn enkel mogelijk, indien de
installatie
voorschriften en aanwijzingen in deze
handleiding.
Het toestel wordt in de fabriek getest en
geregeld. Controleer tijdens de eerste
werking in nullast of de aandrijfsnelheid
correct en stabiel is (zie typeplaatje). Met de
niet
optie nasmeerbare lagers is het aangeraden
de lagers te smeren op het moment van de
eerste inbedrijfstelling (zie 4.3).
Bij werking onder belasting moet het toestel
zijn
nominale
bereiken;
onregelmatig is, kan u de regeling van het
toestel wijzigen (volg de regelprocedure in
§ 3.5). Indien het toestel nog steeds niet
goed werkt, dan dient u de storing op te
sporen (zie § 4.5).
3.5 - Afstellingen
De verschillende afstellingen tijdens de
tests
personeel
navolgen van de aandrijfsnelheid, weer-
gegeven op het typeplaatje, is verplicht
om een afstelprocedure te starten.
Na de afstelling moeten de toegangs-
de
panelen en beschermkappen opnieuw
gemonteerd worden.
De enige mogelijke afstellingen van het
toestel gebeuren via de regelaar.
3856 nl -
beantwoordt
snelheid
indien
de
werking
moeten
door
uitgevoerd
2017.12 / l
aan
de
en
spanning
echter
gekwalificeerd
worden.
Het