3. Lees op het display van de bedieningsconsole of van het herhaalbord de
aard van de storing (eerste en derde tekstlijn) en de lokatie van de
storingsmelding (tweede en/of vierde tekstlijn) af. Begeef u ter plaatse voor
een controle van de storingsmelding.
4. Contacteer de verantwoordelijke van de brandmeldcentrale voor
verdere acties.
5. Ingeval van een brandmelderstoring, kan de laatst gemelde storing buiten
dienst geplaatst worden. Een buiten dienst geschakelde brandmelder is
volledig geïsoleerd van het systeem en kan geen enkele melding meer
genereren. Het buiten dienst plaatsen van een melder kan enkel op een
MD2400 bedieningsconsole uitgevoerd worden.
ENKEL STORINGEN VAN AUTOMATISCHE BRANDMELDERS,
HANDBRANDMELDERS, EVACUATIEBEDIENINGSPOSTEN EN
TECHNISCHE CONTROLES KUNNEN BUITEN DIENST GEPLAATST
Plaats de sleutelschakelaar "BEDIENING" op de stand '1'
Druk op een willekeurige menufunctietoets (F1-F4) of op de
druktoets "ESC" tot het menufunctiescherm op het display
verschijnt.
Druk op de menufunctietoets F1 : Menufunctie "IN/UIT DIENST"
Druk opnieuw op de menufunctietoets F1 : Menufunctie
"DETECTOR"
Druk opnieuw op de menufunctietoets F1 : Menufunctie "LAATSTE
MELDING"
MD2400 analoog adresseerbare brandmeldcentrale
WORDEN
HG2400N03A Pag. 14/20