Draai de knop voor de geselecteerde
kookzone naar de gewenste warmte-
instelling.
Draai de knop naar de uit-stand om het
kookproces te voltooien.
6.2 Activeren en deactiveren van de
buitenringen
Het verwarmingsvlak kan worden aangepast
aan de grootte van de pannen.
Om de buitenste ring in te schakelen: draai
de knop rechtsom door een lichte weerstand
naar
. Draai vervolgens de knop linksom
naar de juiste kookstand.
Om de buitenste ring uit te schakelen: de
timerknop op de uitstand zetten. Het
controlelampje gaat uit.
6.3 Restwarmte-indicator
WAARSCHUWING!
Zolang het indicatielampje zichtbaar is,
bestaat er een risico op brandwonden
door restwarmte.
7. KOOKPLAAT - AANWIJZINGEN EN TIPS
WAARSCHUWING!
Raadpleeg de hoofdstukken Veiligheid.
7.1 Pannen
De kookresultaten zijn afhankelijk van het
kookgerei
De bodem van de pannen moet zo dik en
vlak mogelijk zijn.
Zorg ervoor dat bodems schoon en droog
zijn voordat de pannen op de kookplaat
worden gezet.
12
NEDERLANDS
Het controlelampje gaat aan als een
kookzone heet is, maar het werkt niet als de
hoofdstroom is onderbroken.
Het indicatielampje kan ook verschijnen:
• voor de aangrenzende kookzones, zelfs
als je ze niet gebruikt,
• als er heet kookgerei op de koude
kookzone wordt geplaatst,
• als de kookplaat is uitgeschakeld, maar de
kookzone nog heet is.
Het indicatielampje verdwijnt als de kookzone
is afgekoeld.
Gebruik geen kookgerei op de
keramische kookplaat met bodems met
uitgesproken randen of richels, bijv.
gietijzeren pannen. Deze kunnen het
oppervlak van de kookplaat permanent
bekrassen of schuren.
Pannen gemaakt van geëmailleerd staal
of met aluminium of koperen bodems
kunnen tot verkleuringen van de glazen
keramische kookplaat leiden.
Om energie te besparen en ervoor te zorgen
dat de kookplaat goed werkt, moet de bodem
van het kookgerei een geschikte
minimumdiameter hebben.