Tijdens gebruik
Operationele procedures
1.
Controleer regelmatig de druk op de meter van de oppervlakte-eenheid.
2.
Controleer regelmatig of de toevoerslang niet knikt.
3.
Wees klaar om over te schakelen naar de tweede luchttoevoercilinder
voordat de drukmeter van de oppervlakte-eenheid 55 bar bereikt.
4.
Plan indien nodig de aansluiting van verdere luchttoevoercilinders.
Toevoercilinder omschakelen
1.
Open de cilinder met volle druk.
2.
Controleer of de druk op de manometer toeneemt en of het fluitje niet
meer klinkt.
3.
Sluit de cilinder met lage druk en druk deze door de ontluchtingsklep.
4.
Verplaats het signaal "OPEN" naar de open cilinder.
5.
Vervang de lege cilinder door een cilinder met volle druk.
Extreme omstandigheden
Duiken in extreme omstandigheden, zoals duiken in koude omgevingen, vereist
speciale training, planning en voorbereiding.
Raadpleeg de afzonderlijke instructie met documentnummer 34228,
beschikbaar op de downloadsectie van interspiro.com voor meer informatie.
Noodprocedures
Lage luchttoevoerdruk, oppervlakte
•
In een noodgeval kan de oppervlakteluchttoevoer worden gebruikt tot de
luchtdruk is gezakt tot ongeveer 20 bar.
36
Divator DP1