Volg naar gelang van het gebruikte softwareprogramma een van deze
2.
paden om uw afdrukopties te selecteren:
• Klik op
Bestand
– of –
• Klik op
Bestand
Eigenschappen
– of –
• Klik op
Bestand
Eigenschappen
Het dialoogvenster printereigenschappen verschijnt met de tabbladen
Instelling, Functies en Geavanceerd.
Klik op de tab
3.
• Afdrukkwaliteit :
• Papiersoort :
• Papierformaat : Juiste envelopformaat
Klik op de tab
4.
• Afdrukrichting : Juiste afdrukrichting voor de envelop
• Dubbelzijdig afdrukken : Niet ingeschakeld
• Aantal : 1
Selecteer de tab
5.
inktvolume, de kleur of de afdruksnelheid (Modus weinig geheugen) wilt
aanpassen.
Klik op
om terug te keren naar het venster Afdrukken of
OK
6.
Printerinstelling.
Klik op
OK
om af te drukken.
7.
afdrukrichtlijnen
• Controleer of de uitvoerlade omlaag staat.
• Gebruik geen enveloppen met klemmetjes of vensters.
• Gebruik geen glanzende enveloppen, enveloppen met reliëf, dikke,
onregelmatige of gekrulde randen of gekreukelde, gescheurde of
anderszins beschadigde enveloppen.
>
Afdrukken
>
Printerinstelling
>
Afdrukken
.
Instelling
en kies de volgende opties:
Normaal
Gewoon papier
en stel de volgende opties in:
Functies
als u in grijsschaal wilt afdrukken of het
Geavanceerd
en selecteer vervolgens
en selecteer vervolgens
>
en selecteer vervolgens
Instelling
Eigenschappen
25