De luchtkanalen selecteren
Gewenst debiet (m³/u)
0 - 30
30 - 150
150 - 350
350 - 450
Neem bij de installatie van de kanalen de volgende punten in acht:
1. Om condensvorming op de kanalen van en naar buiten te voorkomen, moeten
deze altijd uitwendig worden geïsoleerd, tot aan het toestel. Gebruik bij
voorkeur voorgeïsoleerde kanalen.
2. Het is aangewezen om de kanalen van en naar de woning te voorzien van
starre geluiddempers met een minimumlengte van 100 cm.
3. Bevestig het kanalensysteem met metalen beugels aan de wand, met een
maximale afstand van 2 m tussen de beugels.
4. Zorg ervoor dat de totale weerstand van het systeem (toevoer én afvoer
samen) niet meer dan 100 Pa bedraagt.
5. Zorg voor een kanaaldiameter die geschikt is voor het gewenste debiet in de
kanalen, zodat de luchtsnelheid in het kanaal niet hoger is dan 3 m/s. Zie
bovenstaande tabel.
6. De toevoerkanalen moeten in de nominale stand voldoen aan de norm
NBND50-001. Er moet rekening worden gehouden met overspraak en geluid
van de installatie, ook in de kanalen. Dit kan worden vermeden door een
geluiddemper te monteren.
7. De toevoer- en afvoerkanalen moeten zodanig door het dak voeren dat er hier
geen condensatie optreedt en dat het hele systeem luchtdicht is; ook moet het
afvoerkanaal tussen de HRC en de dakdoorvoer zodanig worden uitgevoerd
dat oppervlaktecondensatie wordt voorkomen.
8. Installeer de toevoer- of afvoerkanalen door de gevel onder licht afschot naar
buiten en werk ze wind- en waterdicht af zodat er geen water van buiten naar
binnen kan.
9. Het verdient de voorkeur om de buitenlucht van de schaduwkant van het huis
te laten toevoeren. Bovendien mag de luchtafvoer van mechanische ventilatie
en rioollucht geen hinder veroorzaken.
12
Aanbevolen minimale kanaaldiameter (mm)
> 100
> 125
> 150
> 180