5.2
Afstellen
OPGELET!
Voor het installeren van het apparaat, zorgvuldig de eigenschappen
van de installatielocatie controleren, om latere beschadigen tijdens
de exploitatie te voorkomen.
•
Het apparaat nooit in een vochtige of natte omgeving neerzetten.
•
Het apparaat moet zo worden ingesteld dat de verbindingen gemakkelijk
toegankelijk zijn om snel uit te schakelen als dat nodig is.
•
Plaats het apparaat op een oppervlak met de volgende eigenschappen:
– recht, met voldoende draagkracht, bestand tegen water, droog en
bestand tegen hoge temperaturen
– groot genoeg om probleemloos met het apparaat te werken
– goed bereikbaar
– goede ventilatie.
•
Het apparaat mag alleen worden geïnstalleerd in ruimtes met een
omgevingstemperatuur tussen 5 °C en 40 °C.
NL
Afb. 7
5.3
Elektrische aansluiting
•
Controleer of de technische specificaties van het apparaat (zie naamplaatje)
overeenstemmen met de gegevens van de lokale stroomvoorziening.
•
Sluit het apparaat aan op een enkele, voldoende beschermde aansluiting met
een beveiligd contact. Sluit het apparaat niet aan op een meervoudige
aansluiting.
•
Leg de verbindingskabel zo dat niemand erop kan lopen of erover kan
struikelen.
•
Het apparaat is fabrieksmatig stekkerklaar, uitgerust met een kabel met stekker
met een lengte van 1,3 m.
12 / 28
•
Het apparaat is uitgerust met in hoogte
verstelbare poten.
•
Om het apparaat te nivelleren, dienen de
pote worden uitgedraaid tot de benodigde
hoogte.
•
De juiste nivellering is nodig voor het
verkrijgen van een optimale functionaliteit
van het apparaat.
Installatieinstructie
110500