12. VERBINDEN MET HOSTAPPARAAT
De printer ondersteunt de USB-interface, de draadloze LAN-interface en de Ethernet-interface.
De beschikbare interface varieert afhankelijk van het model. De interfacemethoden van de modellen
zijn als volgt.
Model
USB-model
Ethernet + USB-model
Draadloze LAN-model
Alle interfacekabels moeten afzonderlijk worden aangeschaft voor communicatie met de seriële
interface, USB-interface of ethernetinterface. Zie "15. SPECIFICATIES" voor informatie over de
interfacespecificaties.
De communicatiesnelheid kan afnemen, afhankelijk van het verwerken via software of van wat er
afgedrukt wordt.
■ USB-interface/ethernetinterface
(1) Zorg ervoor dat de printer uitstaat.
(2) Sluit de interfacekabel aan op de interfaceconnector aan de achterkant van de printer. De
fabrieksinstelling is de Ethernet-interface. Om de USB-interface te gebruiken, drukt u binnen de 3
seconden 3 keer op de POWER-schakelaar wanneer de printerstatus op "Inschakelen (gereed om
af te drukken)" staat.
(3) Schakel de printer in en verzend data van het hostapparaat naar de printer.
(4) Controleer of de data goed worden afgedrukt.
USB-interface
Ethernetinterface
USB-interface
Draadloze LAN-interface
Afbeelding 12-1 Verbinding tussen printer en USB-kabel
Interface
29
Productnaam
SLP720RT-UK2F11
SLP720RT-EK2Fx1
SLP720RT-WK2F11