5.
RIJDEN MET DE SCOOTMOBIEL
5.1
Instappen
Wanneer u voor het eerst instapt, zorg er dan voor dat u en de scootmobiel op
een egaal oppervlak staan. Plaats de sleutel in het contactslot, maar laat deze
uitgeschakeld. Ga zitten en plaats de zitting en de stuurkolom in de gewenste
positie.
5.2
Belangrijke informatie voordat u gaat rijden!
1.
Ga goed op de scootmobiel zitten.
2.
Draai de contactsleutel in horizontale positie (AAN).
3.
Zet de H/L Snelheidsregelaar op L (halve snelheid).
4.
Stel de laagste snelheid in: druk op de schildpad.
5.
Trek de rechterzijde van de gashendel naar u toe om vooruit te rijden.
6.
U rijdt nu langzaam. Wanneer u de gashendel loslaat vergrendelen de remmen
automatisch e zult u geleidelijk stoppen.
OEFEN DEZE FUNCTIES UIT, TOTDAT U ZE GOED BEHEERST!
5.3
Sturen met de scootmobiel
Het sturen met de scootmobiel is eenvoudig. Onthoud dat u ruime bochten
neemt, zodat de achterwielen nergens tegenaan rijden. Wanneer u de scootmo-
biel door een nauwe doorgang moet sturen of wanneer u moet draaien, stop dan
en draai het stuur in de richting die u wenst te gaan. Ga hierna voorzichtig rijden.
U geeft de scootmobiel hiermee de kans zeer scherp te draaien, waardoor u zeer
rustig en volledig stabiel uw weg kunt vervolgen.
5.4
Achteruit rijden met de scootmobiel
Het achteruit rijden met de scootmobiel vergt veel aandacht. Draai de snel-
heidsdraaiknop langzaam geheel naar links voordat u achteruit gaat rijden.
Druk de linkerzijde van de gashendel in. Denk eraan uw stuur te draaien voordat
u gas geeft. Neem ruime bochten en rijdt ruim langs obstakels.
5.5
Uitstappen
Voordat u uitstapt, dient u ALTIJD eerst het contact uit te schakelen door de
sleutel in de verticale positie te draaien!
LET OP!
Wanneer u houvast zoekt tijdens het in- of uitstappen, steun dan op de
armsteunen in plaats van op de stuurkolom.
11