Er mag onder geen beding PTFE-tape worden gebruikt voor
afdichting van de bevestigingen, aangezien hierdoor kleine
delen kunnen scheuren, die vervolgens in het instrument terecht
kunnen komen en storingen kunnen veroorzaken.
Het gebruik van een zachte anaerobe hydraulische afdichting
wordt aanbevolen (bijv. Loctite Hydraulic Seal 542). Volg de
aanbevelingen van de fabrikant.
Wees zuinig met dit afdichtmiddel, aangezien het niet vast blijft
zitten en in het instrument terecht kan komen.
Als de kwaliteit van de toevoerlucht niet afdoende is, kan dit
van invloed zijn op de prestaties van het apparaat. Afdoende
kwaliteit kan normaal worden verkregen door gebruik te maken
van luchtfilterregelaars.
Elektrische Installatie
De elektrische aansluitingen moeten tot stand worden gebracht
zoals weergegeven in de maattekening, afbeelding 1. Het
instrument wordt beschermd tegen omgekeerde polariteit tot
–100 mA; er is geen bediening onder deze omstandigheden
mogelijk.
Model 4411 benadert een constante spanningsbelasting van
6,5 volt binnen de lusaansluitingen; daarom is het van wezenlijk
belang dat de luscontroller een constante stroom binnen een
bereik van 4-20 mA bij een uitgangsspanning van ten minste 6,5
volt levert.
Uitgangsspanningsregelaars (bijv. variabele spanningsvoorzie-
ningen) zijn totaal ongeschikt voor model 4411 en kunnen
ernstige schade aan de elektronische schakelingen toebrengen.
Belangrijke opmerking
De regelelektronica van model 4411 bevat precisie-electronica.
De kalibratie van de eenheid kan worden beïnvloed door extreem
hoge spanningspieken. In omgevingen waar sprake kan zijn
van statische elektriciteit, moeten daarom voorzorgsmaatregelen
tegen elektrostatische ontlading worden genomen.
Bedrading en kabelingang
Deze instrumenten moeten worden geïnstalleerd conform
plaatselijke en nationale praktijkrichtlijnen, met name bij
installaties in gevaarlijke omgevingen. De instrumenten zij
volledig geïsoleerd van aarde, aarding is daarom niet nodig
voor functionele doeleinden. Aarding kan echter nodig zijn om te
voldoen aan installatievoorschriften.
Opmerking: Het wordt sterk aanbevolen gebruik te maken
van een afgeschermde kabel of een geaarde leiding voor
een maximale RFI-immuniteit, als bij de installatie het risico
van elektromagnetische interferentie bestaat.
4 | Baker Hughes
Leidingingang
Het instrument heeft een dubbele leidingingang met 1/2" NPT-
schroefdraad. Voor explosieveilige installaties moet een
afgedichte leidingwartel worden gebruikt die voldoet aan
explosieveilige specificaties. Er zijn interne en externe
aardingsklemmen aangebracht, die moeten worden gebruikt,
als aardingscontinuïteit cruciaal is.
De eenheid wordt geleverd met kunststof afsluitpluggen; deze
moeten vóór gebruik/kalibratie worden verwijderd en worden
vervangen door een afsluitplug die voldoet aan het toepasbare
certificeringsniveau voor gevaarlijke omgevingen.
Kalibratie
De instrumenten zijn ontwikkeld voor continu gebruik, zonder
dat er een routinematig onderhoud nodig is bij een continue
bewaking, adequate voorzorgsmaatregelen en vervanging van
het filter ten minste na elke 5 jaar.
De meest voorkomende oorzaak van storingen in pneumatische
instrumenten zijn ter herleiden tot onvoldoende luchtkwaliteit,
waardoor verontreinigingen de inwendige openingen kunnen
verstoppen. Het instrument wordt geleverd met luchtfilters, maar
is niet bestand tegen een slechte luchtkwaliteit, die uiteindelijk
tot storingen kan leiden.
De aanbevelingen in het hoofdstuk Pneumatische installatie
moeten strikt worden nageleefd.
Opmerking: Het instrument is in de fabriek gekalibreerd met
een voedingsdruk van 30 psig (2 bar).
Het deksel van het instrument moet worden losgeschroefd voor
toegang tot de trimpots.
Verwijder het deksel van het instrument niet in een potentieel
explosieve atmosfeer wanneer het instrument bekrachtigd wordt.
Er zijn een stabiele stroombron van 4-20 mA en een drukmeter
nodig. Deze moeten van hoogwaardige kwaliteit zijn met een
nauwkeurigheid van ten minste 0,1%. De stroombron moet
worden gecontroleerd op een stroomafgifte van minimaal 6,5 V
bij 20 mA.
• Sluit het instrument aan zoals wordt beschreven in
het installatiehoofdstuk of het onderstaande hoofdstuk
Teststekker.
• Verwijder het deksel van het instrument om toegang te
verschaffen tot de trimpots en de stekkerbus.
• Stel de stroom in op een waarde van 4,00 mA – de
instrumentuitgang
moet
0,003 bar) bedragen. Pas, indien nodig, de nul-trimpot aan.
• Voor de uitvoer van 6-30 psig, moet de uitvoerdruk worden
ingesteld op 6,0 ± 0,05 psig (0,4 ± 0,003 bar). Stel de
trimpot indien nodig af.
• Stel de stroombron in op een waarde van 20,00 mA – de
instrumentuitgang moet 15,00+/-0,05 psig (1,00+/-0,003 bar)
bedragen. Pas, indien nodig, de span-trimpot aan.
• Voor de uitvoer van 6-30 psig, moet de uitvoerdruk worden
ingesteld op 30,0 ± 0,05 psig (2,0 ± 0,003 bar). Stel de trimpot
indien nodig af.
Als de span- of nulregelingen zijn afgesteld, kan het nodig zijn
de bovenstaande stappen te herhalen, totdat beide uiteinden
zich binnen de kalibratielimieten bevinden.
Daarnaast kan de klinkstekker worden aangesloten voor het
kalibreren en testen van de eenheid. De klinkstekker kan worden
ingesteld voor bewaking of kalibratie/configuratie.
© 2013 eft een handelsmerk van 2023 Baker Hughes Company aan.
3,00+/-0,05
psig
(0,200+/-