2. Brandstof
1) Check de brandstofmeter.
2) Vul de tank als het brandstofniveau laag is. Vul niet verder dan de
rand van de brandstofzeef.
3) Draai de tankdop goed dicht na het tanken.
BRANDSTOF TANKDOP VOL
OPEN
• Vul brandstof bij in een goed geventileerde omgeving met de
motor uit. Nooit roken of open vuur of vonken toestaan waar het
aggregaat wordt bijgetankt of waar de benzine staat opgeslagen.
• Tank de brandstoftank niet te vol.
• Vermijd herhaaldelijk of langdurig contact met de huid of het
inademen van brandstofdampen.
• Houd kinderen uit de buurt van de brandstof.
• Gebruik nooit mengsmering of onzuivere benzine.
Gebruik benzine met octaangetal �90 .
We raden ongelode benzine aan, omdat dit tot minde koolstof in de
motor en bougies leidt en de levensduur van het uitlaatsysteem
verlengt.
DICHT
BRANDSTOFMETER
CONTROLE VOOR GEBRUIK
LEEG
MAXIMAAL VULNIVEAU
BRANDSTOFZEEF
• 19 •