3.4
Automatische analyse van de gemeten impedantie
De automatische analyse is alleen in de gedetailleerde weergave
mogelijk.
•
In het geheugen of in de database zijn parameters van de
beveiligingsschakelaars opgeslagen. Bovenaan op het display
worden het type, de bijbehorende nominale stroom In en de
uitschakeltijd weergegeven (zie ook het voorbeeld in Afb. 2.5).
Wanneer de toets T
de eerste keer wordt ingedrukt, licht
A
onderaan op het display de uitschakeltijd ta en de kleinste
kortsluitstroom IFmin op, die voor het uitschakelen vereist zijn.
Afb. 3.23 Weergave van de kleinste kortsluitstroom
voor het aanspreken van een B 16 automaat
•
Door direct na het indrukken van toets T
▼
DISP
ingedrukt te houden, kan het type en de nominale
stroom van de beveiligingsschakelaar veranderd worden.
Wacht na het kiezen ca. 5 s, daarna wordt op het display de
uitgangssituatie voor de spanningsmeting weergegeven.
•
Door direct na het indrukken van toets T
toets T
te drukken, kan er een andere uitschakeltijd van de
A
beveiligingsschakelaar ingesteld worden. Wacht na het kiezen
ca. 5 s, daarna wordt op het display de uitgangssituatie voor
de spanningsmeting weergegeven.
•
Wanneer na de impedantiemeting behalve het resultaat ook
het symbool
wordt weergegeven, dan is de uit de impe-
dantie berekende kortsluitstroom groter dan de minimale kort-
sluitstroom die voor het aanspreken van de ingestelde beveili-
gingsschakelaar nodig is.
Wanneer de berekende kortsluitstoom echter lager is, wordt
het symbool
weergegeven.
Gossen Metrawatt GmbH
3.5
Faseherkenning
Wanneer rechtsonder op het display het symbool
gegeven (zie Afb. 2.4 en Afb. 2.5), en met de vaste meetpen een
fase wordt aangeraakt, verandert het symbool in
De andere meetpen mag nergens aangesloten zijn en ook niets
aanraken!
Afb. 3.24 Faseherkenning (verkort)
▲
de toets DISP
of
A
nog een keer op
A
Witte led voor het bijlichten van de te meten plek
De led kan in- of uitgeschakeld worden door kort op de toets
START te drukken.
Er mag geen spanning op de meetpennen staan.
Het kiezen van de verkorte of gedetailleerde weergave, informatie
over de firmwareversie
➭ Schakel het instrument met de toets START in en houd daarbij
➭ Kies de gewenste weergave met de toets DISP
3.6
Wanneer het meetinstrument niet functioneert zoals in deze hand-
leiding beschreven, adviseren we om een RESET uit te voeren.
Schakel hiervoor het meetinstrument uit en zorg dat beide meet-
pennen niets aanraken. Mochten na het opnieuw inschakelen van
het instrument de functies niet correct zijn, verwijder dan de bat-
terijen zoals in Hoofdstuk 6.1 op pagina 10 staat beschreven,
wacht minstens 10 seconden en plaats de batterijen weer terug
(of vervang ze door nieuwe).
Wanneer het meetinstrument hierna nog steeds niet functioneert
zoals beschreven, verwijder dan de batterijen en neem contact op
met onze serviceafdeling.
Overige functies van het instrument
Opmerking
Pak het meetinstrument op de gebruikelijke wijze met de
hand vast!
Voor een correcte weergave is het noodzakelijk dat de
vaste meetpen minstens 2 s op de fase aangesloten blijft.
De fasespanning moet 190V / 48-52 Hz ten opzichte
van de aarde bedragen, anders kan het weergegeven
resultaat onjuist zijn!
de toets ~ / RCD ingedrukt. Op het display verschijnt het ver-
sienummer, bijv. V 1.0.0 en de bijbehorende symbolen voor
de gewenste weergave.
Afb. 3.26 Het kiezen van de verkorte of gede-
tailleerde weergave, firmwareversie
▼
DISP
(gedetailleerd). Na het kiezen van de weergave scha-
kelt het meetinstrument terug naar de gebruikelijke toestand.
RESET-functies van het instrument
wordt weer-
Afb. 3.25 Faseherkenning (gedetailleerd)
▲
(verkort) of
7