Opties voor de kaartweergave
›
In het menu Navigatie de functietoets bedienen.
De volgende functietoetsen worden weergegeven
2D - tweedimensionale kaartweergave
3D - driedimensionale kaartweergave
Kaartweergave met de route vanaf de actuele wagenpositie tot aan het
reisdoel
Weergave van reisdoel resp. de volgende tussenstop op de kaart (afhan-
kelijk van de weergave-instelling
Automatische kaartweergave in dag- resp. nachtfunctie (afhankelijk van
A
de actueel ingeschakelde wagenverlichting)
Kaartweergave in dagfunctie
B
Kaartweergave in nachtfunctie
C
In-/uitschakelen van de weergave van het extra venster
D
In-/uitschakelen van de weergave van de gekozen bijzondere reisdoelen-
E
categorie
Als de kaartschaal van de 2D- resp. 3D-weergave kleiner is dan 10 km (5 mijl),
dan wordt de kaart automatisch als 2D ingesteld en naar het noorden gericht.
Als de schaal tot boven deze waarde wordt vergroot, dan wordt de kaart naar
de uitgangsweergave teruggeschakeld.
Bijzonder reisdoel op de kaart
Het apparaat biedt de mogelijkheid om maximaal 10 bijzondere reisdoelcate-
gorieën op de kaart te tonen.
Weergave in-/uitschakelen
›
In het menu Navigatie de functietoets → Bijz. reisd. indrukken.
Afbeelding 42
Opties voor de kaartweergave
» Afbeelding
42.
» pagina
66, Uitgebreide instellingen)
Weergegeven categorie kiezen
›
De bijzondere reisdoelenweergave inschakelen.
›
In het menu Navigatie de functietoets → Kaart → Categorie voor bijz.
reisdoelen kiezen indrukken.
›
De gewenste bijzondere reisdoelcategorie kiezen.
Routegeleiding naar bijzonder reisdoel
›
De functietoets met het symbool van een bijzonder reisdoel op de kaart in-
drukken.
Er worden details van bijzondere reisdoelen getoond.
Bevat de functietoets meerdere bijzondere reisdoelen, dan worden deze ge-
toond. Het gewenste reisdoel uit de lijst kiezen, de details van het bijzondere
reisdoel worden getoond.
›
Op de functietoets Starten drukken.
Er volgt een berekening van de route naar het reisdoel en de routegeleiding
start.
Is in de navigatie-instelling het menu voor alternatieve routes ingeschakeld,
dan moet vóór het starten van de routegeleiding de routesoort (zui-
nig/snel/kort) worden gekozen.
Gebeurt de ingave van het reisdoel tijdens de routegeleiding, dan moet het
wisselen van reisdoel door het indrukken van de functietoets Starten tevens
in het volgende getoonde menu worden bevestigd.
Verkeerstekens
Het apparaat biedt de mogelijkheid om de in de navigatiegegevens opgesla-
gen of door de frontcamera herkende verkeerstekens op het beeldscherm als-
mede op het display in het instrumentenpaneel te tonen
pagina 56.
Inschakelen/uitschakelen van verkeerstekenweergave
Voor sommige wagens bestaat de mogelijkheid om een waarschuwing in te
stellen bij het overschrijden van de toegestane, door een verkeersteken be-
grensde snelheid in te stellen - Verkeerstekenherkenning → Waarschuwing.
Voor het rijden met een aanhangwagen adviseren wij in de assistentiesyste-
men de optie Verkeerstekenherkenning → Borden m.b.t. aanhanger weerge-
ven in te schakelen.
» Afbeelding 41
op
F
» pagina
65.
57
Navigatie (Amundsen)