IN S T A LLA TIE H A N DLE ID IN G
Ø
Zet het concentrisch systeem vast met voldoende bevestigingsbeugels, zodat het gewicht niet op het toestel rust.
Houd het volgende aan:
•
Plaats de eerste bevestigingsbeugel maximaal 0,5 meter van het toestel.
•
Plaats een bevestigingsbeugel maximaal 0,1 meter van elke bocht als de bochten meer dan 0,25 meter uit
elkaar zijn geplaatst. Zijn twee bochten dichter bij elkaar geplaatst dan 0.25 meter dan is 1 bevestigings-
beugel voldoende tussen deze twee bochten.
•
Plaats minimaal elke 1 meter een bevestigingsbeugel bij schuine en horizontale delen.
•
Plaats minimaal elke 2 meter een bevestigingsbeugel bij verticale delen.
Ø
Zet een dakdoorvoer vast met spankabels als deze meer dan 1,5 meter boven de doorvoer uitsteekt.
Ø
Bepaal de resterende lengte voor de gevel- of dakdoorvoer en maak deze op maat, zorg dat de juiste
insteeklengte behouden blijft.
Ø
Plaats de geveldoorvoer met de (ril/fels-) naad aan de bovenkant;
Ø
Bevestig de geveldoorvoer vanaf de buitenzijde met vier schroeven.
Plaats bij gebruik van de geveldoorvoer de muurdoorvoer met een afschot van 1 cm / meter naar buiten ter
!Let op
voorkoming van inwaterend regenwater.
5.9 Aansluiting bestaand schoorsteenkanaal (C91)
Het toestel kan op een bestaand schoorsteenkanaal aangesloten worden.
In de schoorsteen wordt een flexibele RVS pijp geplaatst met een diameter van 100 mm voor de afvoer van de
verbrandingsgassen. De ruimte eromheen wordt als verbrandingsluchttoevoer gebruikt.
Bij een toestelaansluiting van ø200/130 moet eerst 0.8 meter concentrisch systeem verticaal worden aangesloten.
Verjong na de eerste 0.8 meter het concentrisch systeem naar een diameter van 150/100. Het concentrisch
systeem van 150/100 kan verticaal worden aangesloten op een bestaand schoorsteenkanaal.
Bij aansluiting op een bestaand schoorsteenkanaal gelden de volgende eisen:
•
Alleen toegestaan met gebruik van de speciale DRU schoorsteenaansluitset. Het installatievoorschrift wordt
meegeleverd.
•
De inwendige afmeting moet minimaal 150 x 150 mm zijn.
•
De verticale lengte bedraagt maximaal 12 meter.
•
De totale horizontale pijplengte mag een maximale lengte hebben, die u terug kunt vinden in Bijlage 2,
Tabel 4.
•
Het bestaande schoorsteenkanaal moet schoon zijn.
•
Het bestaande schoorsteenkanaal moet dicht zijn.
Voor het afstellen van het toestel gelden dezelfde voorwaarden/instructies als voor het concentrisch systeem
zoals hierboven is beschreven.
11