Gebruiksaanwijzing
De schakelaars bedienen
•
De schakelaar gevarenverlichting activeert
de gevarenverlichting en werkt zowel met het
contactsleuteltje op AAN als UIT
1. Lichtschakelaar
– Druk op de zijkant van de tuimelschakelaar met
het gevarensymbool om de gevarenverlichting
te activeren.
– Druk op de andere kant van de
tuimelschakelaar om de gevarenverlichting uit
te schakelen.
•
De schakelaar van de richtingaanwijzers
activeert de richtingaanwijzers wanneer het
contactsleuteltje op AAN staat
(Figuur
Figuur 18
(Figuur
19).
18).
g189974
1. Schakelaar koplamp en
dimlicht
2. Schakelaar
richtingaanwijzer
– Druk op de linkerkant van de schakelaar
van de richtingaanwijzers om de linker
richtingaanwijzers in te schakelen.
– Druk de rechterkant van de schakelaar van de
richtingaanwijzers naar de middelste stand om
de linker richtingaanwijzers uit te schakelen.
– Druk op de rechterkant van de schakelaar
van de richtingaanwijzers om de rechter
richtingaanwijzers in te schakelen.
– Druk de linkerkant van de schakelaar van de
richtingaanwijzers naar de middelste stand om
de rechter richtingaanwijzers uit te schakelen.
•
De schakelaar van de koplampen en dimlichten
activeert de koplampen alleen als het
contactsleuteltje op aan staat
– Duw de schakelaar naar voren om de koplamp
aan te zetten.
– Duw de schakelaar naar achteren om het
dimlicht aan te zetten.
•
Druk op de claxonknop om te claxonneren.
12
Figuur 19
3. Claxonknop
(Figuur
19).
g185894