Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Beurer BF 950 Gebruiksaanwijzing pagina 11

Inhoudsopgave

Advertenties

spiermassa
Bij de meting van de spiermassa wordt de skeletspiermassa gemeten. Met orgaanspieren wordt geen
rekening gehouden. De spiermassa in % ligt normaal gesproken binnen de volgende bereiken:
Man
Leeftijd
weinig
10 – 14
< 44 %
15 – 19
<43 %
20 – 29
<42 %
30 – 39
<41 %
40 – 49
<40 %
50 – 59
<39 %
60 – 69
<38 %
70 -100
<37 %
Botmassa
Net als de rest van ons lichaam volgen de botten het natuurlijke groei-, verval- en verouderingsproces.
De botmassa neemt in de loop van de kindertijd sprongsgewijs toe en is maximaal op de leeftijd tussen
de 30 en 40 jaar. Tijdens de ouderdom neemt de botmassa dan langzaam af. Door een gezonde voeding
(met name rijk aan calcium en vitamine D) en regelmatig sporten kunt u dit proces vertragen. De stabiliteit
van de skeletstructuur kan ook worden versterkt door een gerichte spieropbouw.
Let op: deze weegschaal geeft het minerale aandeel van de botten aan en geen organische substanties
zoals proteïnes of cellen. De beïnvloeding van de botmassa is nauwelijks mogelijk maar deze kan op basis
van bepaalde invloedsfactoren (zoals gewicht, grootte, leeftijd, geslacht) bepaalde wisselingen ondergaan.
Hiervoor zijn geen erkende richtlijnen of adviezen.
BMr
De caloriebehoefte in rust (BMR = Basal Metabolic Rate) is de hoeveelheid energie die het lichaam bij vol-
ledige rust nodig heeft voor het in werking houden van de basisfuncties (bijvoorbeeld als u 24 uur in bed
ligt). Deze waarde is in belangrijke mate afhankelijk van het gewicht, de lichaamslengte en de leeftijd.
Deze hoeveelheid energie heeft uw lichaam in elk geval nodig en moet in de vorm van voeding in het
lichaam worden opgenomen. Als u gedurende langere tijd minder energie tot u neemt, kan dit schadelijk
zijn voor de gezondheid.
aMr
De caloriebehoefte bij activiteit (AMR = Active Metabolic Rate) is de hoeveelheid energie die het lichaam
in actieve toestand per dag verbruikt. Het energieverbruik van een mens stijgt bij toenemende lichamelijke
activiteit en wordt bij de diagnoseweegschaal bepaald aan de hand van het aangegeven activiteitsniveau
(1-5).
Wanneer gedurende langere tijd minder energie wordt toegevoerd dan er wordt verbruikt, haalt het
lichaam het verschil in wezen uit de aangelegde vetreserves. Hierdoor neemt het gewicht af. Als daaren-
tegen gedurende langere tijd meer energie wordt toegevoerd dan volgens de berekende caloriebehoefte
bij activiteit (AMR) nodig is, kan het lichaam het energieoverschot niet verbranden en wordt het overschot
in het lichaam opgeslagen als vet. Hierdoor neemt het gewicht toe.
trends in de resultaten
Houd er rekening mee dat alleen de langetermijntrend van belang is. Gewichtsschommelingen op
korte termijn binnen enkele dagen worden over het algemeen veroorzaakt door vochtverlies.
Bij de interpretatie van de resultaten wordt uitgegaan van veranderingen in het totaalgewicht en in het percen-
tage lichaamsvet, het percentage lichaamswater en de spiermassa, en de tijdsduur waarin deze veranderingen
hebben plaatsgevonden.
normaal
veel
44 – 57 %
>57 %
43 – 56 %
>56 %
42 – 54%
>54 %
41– 52 %
>52 %
40 – 50 %
>50 %
39 – 48 %
>48 %
38 – 47 %
>47 %
37 – 46%
>46 %
Vrouw
Leeftijd
weinig
10 -14
<36 %
15 – 19
<35 %
20 – 29
<34 %
30 – 39
<33 %
40 – 49
<31 %
50 – 59
<29 %
60 – 69
<28 %
70 -100
<27 %
11
normaal
veel
36 – 43 %
>43 %
35 – 41 %
>41 %
34 – 39 %
>39 %
33 – 38 %
>38 %
31– 36 %
>36 %
29 – 34 %
>34 %
28 – 33 %
>33 %
27 – 32 %
>32 %

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave