i
5.
Beoogd gebruik
Gebruik de garagepoortaandrijving uitslui-
tend:
◆ voor het openen en sluiten van garagepoorten,
zie pagina 96 / 124.
◆ in privébereik
◆ in overeenstemming met de instructies en
veiligheidsaanwijzingen van deze handleiding.
Een ander gebruik is niet toegelaten.
◆ Garagepoortaandrijvingen met automatisch be-
drijf (bijv. Geconnecteerde garagedeuraandrijving
premium) moeten behalve over een standaard
ingebouwde krachtbegrenzing over een extra
aangesloten veiligheidsinstallatie beschikken (bijv.
een lichtsensor).
◆ De Geconnecteerde garagedeuraandrijving
premium mag alleen met een extra aangesloten
lichtsensor in het automatisch bedrijf (automa-
tisch sluiten) gebruikt worden, zie pagina 120.
i
5.1 Gebruiksvoorwaarden
◆ Gebruik de Geconnecteerde garagedeuraandrij-
ving premium alleen in droge ruimtes.
◆ De garagepoortaandrijving moet gemakkelijk met
de hand geopend en gesloten kunnen worden. Hij
mag niet klemmen.
◆ Zorg ervoor dat de plafondrails altijd vet- en
stofvrij zijn. Vervuilde plafondrails hinderen een
feilloze werking.
◆ Op de plaats van montage moet een vrij toegan-
kelijk 230V / 50/60Hz stopcontact aanwezig zijn.
94
Een gebrekkig onderhoud kan personen in ge-
vaar brengen door beschadiging van uw gara-
gepoortaandrijving, de bijbehorende veilig-
heidsinstallaties of de garagepoort zelf.
◆ Neem de onderhoudsintervallen in acht,
zie pagina 99.
◆ Controleer regelmatig de veiligheidsinstallaties,
zie pagina 99.
Het niet-opvolgen van de instructies uit deze
handleiding kan tot zwaar persoonlijk letsel
leiden, bijv. door het bekneld raken in de poort.
Volg alle instructies op. Het is uiterst belangrijk tijdens
het installatieproces deze gebruiks- en montagehand-
leiding op te volgen, om aan de veiligheidsvoorschriften
van de normen EN 13241 en EN 12635 te voldoen.
◆ De afstandsbediening met handzender en de
inbouw en het gebruik van het radiografische
DuoFern systeem en zijn componenten (bijv.
Geconnecteerde garagedeuraandrijving premium)
is alleen toegelaten bij installaties en apparaten
waarbij een storing van de zender of de ontvanger
geen gevaar betekent voor personen of zaken resp.
waarbij dit risico door andere veiligheidsinstalla-
ties wordt afgedekt.
OPMERKING!
Radio-installaties die op dezelfde frequentie zenden,
kunnen de ontvangst storen.
NL