Bellen
U moet de telefoon inschakelen en u binnen het bereik van een netwerk bevinden.
Bellen en gebeld worden
Een gesprek starten
1
Voer een telefoonnummer in (met de internationale landcode en het netnummer,
indien van applicatie).
2
Druk op de oproeptoets.
U kunt nummers bellen vanuit uw contacten en de gesprekkenlijst.
Een oproep beëindigen
•
Druk op de eindetoets.
Internationale gesprekken voeren
1
Houd
ingedrukt tot een plusteken (+) verschijnt.
2
Voer de landcode, het netnummer (zonder de eerste nul) en het telefoonnummer in.
3
Druk op de oproeptoets.
Een nummer opnieuw kiezen
•
Selecteer Ja wanneer Opnieuw proberen? wordt weergegeven.
Houd de telefoon niet bij uw oor tijdens het wachten tot er verbinding wordt gemaakt. Wanneer
er een verbinding tot stand is gebracht, wordt er een luid signaal weergegeven.
Een gesprek aannemen
•
Druk op de oproeptoets.
Een gesprek weigeren.
•
Druk op de eindetoets.
Het volume van de oorspeaker veranderen tijdens een gesprek
•
Druk de volumetoetsen omhoog of omlaag.
De microfoon dempen tijdens een gesprek
1
Houd
ingedrukt.
2
Houd
nogmaals ingedrukt om verder te gaan.
De luidspreker inschakelen tijdens een gesprek
•
Selecteer Spr aan.
Houd de telefoon niet bij uw oor als u de luidspreker gebruikt. Dit kan uw gehoor beschadigen.
Gemiste gesprekken weergeven vanuit stand‑by
•
wordt weergegeven. Druk op de oproeptoets om de gesprekkenlijst te openen.
Alarmnummers
De telefoon ondersteunt internationale alarmnummers, bijvoorbeeld 112 of 911. Dit houdt
in dat u deze nummers normaal vanuit elk land kunt bellen om een noodoproep te doen,
met of zonder SIM-kaart in het toestel, zolang u zich binnen het bereik van een netwerk
bevindt.
In bepaalde landen kunnen ook andere alarmnummers worden aangeboden. Uw
netwerkexploitant heeft daarom mogelijk extra lokale alarmnummers op de SIM-kaart
opgeslagen.
Dit is een internetversie van deze publicatie. © Uitsluitend voor privégebruik afdrukken.
wordt weergegeven.
wordt weergegeven.
13