De batterij vervangen
De computer heeft een speciaal geheugen voor de datum, de tijd en de instellingen
voor de ingebouwde voorzieningen, zoals configuratie van de parallelle poort.
Door middel van een batterij blijft deze informatie ook bewaard nadat u de com-
puter hebt uitgezet.
Normaliter hoeft u geen aandacht te besteden aan de batterij en hoeft u deze ook
niet op te laden. Een batterij gaat echter niet eeuwig mee. Als de batterij leeg raakt,
gaan de datum, tijd en configuratiegegevens (waaronder ook de wachtwoorden)
verloren. Er verschijnt dan een foutmelding wanneer u de computer aanzet.
Raadpleeg "Kennisgeving lithiumbatterij" op pagina x voor meer informatie over
het vervangen en weggooien van de batterij.
U vervangt de batterij als volgt:
1. Zet de computer uit en haal de stekker van de computer uit het stopcontact.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie "De kap verwijderen" op pagina 10.
3. Mogelijk moet u bij de onderdelen op de systeemplaat kunnen. Zie "Toegang
4. Kijk waar de batterij zich bevindt. Zie "Onderdelen van de systeemplaat" op
5. Verwijder de oude batterij.
6. Installeer de nieuwe batterij.
7. Plaats de kap van de computer terug en sluit de kabels weer aan. Zie "De kap
8. Zet de computer en alle randapparatuur aan.
9. Gebruik het programma Setup Utility om de datum, de tijd en de wachtwoor-
22
Handboek voor de gebruiker
tot de onderdelen op de systeemplaat" op pagina 12.
pagina 13.
terugplaatsen en de kabels weer aansluiten" op pagina 24.
Opmerking: Wanneer de computer voor de eerste keer wordt aangezet nadat
de batterij is vervangen, kan er een foutbericht worden afgebeeld.
Dit is normaal na het vervangen van de batterij.
den in te stellen. Zie Hoofdstuk 2, "Het programma Setup Utility gebruiken",
op pagina 25.