Beelden maken m.b.v. de automatische functie
(Intelligent Auto Modus)
Opnamefunctie:
Alle instellingen van de camera worden aangepast aan het onderwerp en de opnamecondities.
Wij raden deze manier van opnemen dus aan voor beginners of als u de instellingen wenst
over te laten aan de camera om gemakkelijker opnamen te maken.
•
De volgende functies worden automatisch geactiveerd.
–
Scènedetectie/Tegenlichtcompensatie/Bediening Intelligente ISO-gevoeligheid/Automatische
witbalans/Gezichtsdetectie/[Quick AF]/[i. Exposure]/[I.resolutie]/[i.ZOOM]/[AF ass. lamp]/
[Rode-ogencorr]/[Stabilisatie]/[Continu AF]/[Windreductie]
•
Beeldkwaliteit is vastgesteld op [A].
1
Druk op [MODE].
A Sluiterknop
2
Op 3/4/2/1 drukken om [Intelligent auto] te
kiezen en vervolgens op [MENU/SET] drukken.
3
De ontspanknop tot de helft indrukken om
scherp te stellen.
•
De focusaanduiding 1 (groen) gaat branden wanneer er op
het onderwerp scherpgesteld is.
•
De AF-zone 2 wordt afgebeeld rond het gezicht van het
onderwerp door de gezichtsherkenningfunctie. In andere
gevallen wordt deze afgebeeld op het punt op het
onderwerp waarop scherp gesteld is.
•
De minimumafstand (hoe dicht u bij het onderwerp kunt
komen) zal veranderen afhankelijk van de zoomfactor.
Controleer dit aan de hand van het opnamebereik dat op het
scherm weergegeven wordt.
•
Als u op 3 drukt terwijl [Tracking AF] weergegeven wordt,
kunt u AF Tracking instellen. Zie voor details
Tracking wordt geannuleerd door opnieuw op 3 te
drukken).
4
Druk de ontspanknop helemaal in (verder
indrukken), en maak het beeld.
Basiskennis
(P33)
P87
- 28 -
1
(AF
2