Inhoudsopgave
Advertenties
Dataloggen
Dataloggen
Uitleg van de functie
Dataloggen wordt gebruikt om over een bepaald tijdsinterval fluctuaties in het systeem te bestuderen. Debiet,
drukverschil (∆p), temperatuur en vermogen kunnen worden gelogd.
Sluit de Dp Sensor aan op de afsluiter en voer dan voorbereidingen uit om systeemdata in te lezen. Tijdens het
vooraf bepaalde tijdsinterval kan de Dp Sensor op de locatie achtergelaten worden om metingen te loggen. Als de
meetperiode afgelopen is, zijn de opgeslagen gegevens beschikbaar voor downloaden naar de Bedieningsunit.
Er kan een logging worden uitgevoerd van een afsluiter in een waterzijdig schema of van een aparte afsluiter naar keuze.
Start een nieuwe logging
1
Sluit de meetapparatuur aan op basis van de uit te voeren logging. Voor bv.
Debiet en temp loggen
Voor aansluitdetails, zie pagina 15.
2
Navigeer in het hoofdmenu
3
Selecteer
4
Navigeer
en temp loggen
5
Beschikbare sensoren, hun status en verbindingen worden in een lijst weergegeven.
Aanvullende details en richtlijnen staan onder de lijst vermeld. Items die niet gebruikt
worden in de logging zijn grijs weergegeven en kunnen niet worden geselecteerd.
6
Navigeer
Herhaal dit, totdat alle benodigde sensoren zijn geselecteerd.
7
De status van de selectie wordt weergegeven door pictogram,
de naam van de sensor in de lijst.
8
Druk op de functietoets
9
Bij het loggen van debiet, drukverschil (∆p) of vermogen is kalibratie vereist.
10
Nadat de kalibratie cyclus is voltooid, voert u de afsluiter en de vloeistofvoorkeur
voor de te loggen afsluiter in.
11
Als het loggen wordt gestart via de Waterzijdige Schema functie, zie pagina 23, dan is de schema-rij actief en
wordt de naam van de groep weergegeven.
12
Als de afsluiter niet gekoppeld is aan een waterzijdig schema, toont de schema-rij Ongedefiniëerd.
Opties voor loggen
Soort
Debiet loggen
Dp loggen
Temperatuur loggen
DT loggen
Vermogen loggen
Debiet en temp. loggen
Dp en temp. loggen
30
is de Dp Sensor en één temperatuursensor nodig.
naar
Start een nieuwe logging
naar het soort meting dat uitgevoerd moet worden, bv.
en druk op Enter.
naar benodigde sensoren en druk op Enter om te selecteren.
Doorgaan
om door te gaan naar afsluiterinstellingen.
Afkorting
q
Dp (∆p)
T
DT (∆T)
P
q, T
Dp (∆p), T
Dataloggen
en druk op Enter.
en druk op Enter.
Benodigde sensors
DpS-Visio
DpS-Visio
1 SPTP of 1 DTS
verbonden met DpS-Visio
1 SPTP + 1 DTS (of 2 DTS)
verbonden met DpS-Visio
DpS-Visio & 1 SPTP + 1 DTS of DpS-Visio & 2 DTS
DpS-Visio & 1 SPTP of DpS-Visio & 1 DTS
DpS-Visio & 1 SPTP of DpS-Visio & 1 DTS
Debiet
,
of
vóór
TA-SCOPE
Advertenties
Inhoudsopgave
