6
8. Instellingen
7.3 Alarmwaarde instellen
Instrument is ingeschakeld.
1 Ingesteld alarm bovenwaarde tonen ( ):
-of-
ingesteld alarm onderwaarde tonen ( ):
2 Alarmwaarde instellen:
instelsnelheid te verhogen.
3 Terug naar meting:
Indien nodig de procedure voor de bovenste en onderste
alarmwaarde herhalen.
8. Instellingen
Het instrument is uitgeschakeld.
1 Configuratiemodus openen:
2 Temperatuureenheid selecteren(°C of °F):
Keuze bevestigen:
3 Auto Hold in- (
Keuze bevestigen:
Wanneer Auto Hold is ingeschakeld:
Tijdsduur inschakelen (5, 10, 15 of 20 s),voor welke
tijdsduur een meetwaarde stabiel moet zijn (verandering
kleiner dan 0.2 °C), keuze bepalen:
Keuze bevestigen:
4 Geluid (
Keuze bevestigen:
5 Verlichting (
Keuze bevestigen:
6 Auto Off aan- (
Keuze bevestigen:
- Configuratie is voltooid. Het instrument schakelt over naar de
meetmodus.
.
.
) of uitschakelen (
.
.
) aan- (
) of uitschakelen (
.
) aan- (
) of uitschakelen (
.
) of uitschakelen (
.
of
. Toets ingedrukt houden, om
ingedrukt houden.
):
):
.
.
.
.
.
):
.
):
.
.